Van tijdelijk werkloos naar tijdelijk minder werkend

Dynam Corona Flash 5 | augustus 2020

Hoe zou het nog zijn met de tijdelijke werkloosheid in ons land? Op basis van nieuwe, volledige cijfers tellen we voor juni 2020 522 010 personen op tijdelijke werkloosheid voor een totaal van 4 926 326 dagen. Ten opzichte van de piekmaand april 2020 is het aantal personen per maand zowat gehalveerd, en het aantal dagen met drie kwart geslonken (tabel 1). De daling van mei zet zich versneld door. In verhouding tot alle loontrekkenden op de Belgische arbeidsmarkt was in april 28% voor minstens 1 dag tijdelijk werkloos. In juni is dat aandeel gedaald tot 13%. In vergelijking met de financiële crisis van 2008-2009, met gemiddeld 210 900 of 5,6% van alle loontrekkenden, blijft het aantal tijdelijk werklozen vandaag nog altijd historisch hoog.

Tabel 1 Nl

Werknemers blijven steeds vaker voor een minder aantal dagen in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Dat het aantal dagen tijdelijke werkloosheid sterker daalt dan het aantal werknemers dat er gebruik van maakt, schuilt deels in het feit dat werkgevers in heel wat gevallen gebruik maken van een roterend systeem van werkhervatting. Dat blijkt uit het gemiddeld aantal dagen waarop werknemers per maand in het systeem zitten. In april was dat 15,9 dagen, in mei daalde het naar 10,9 dagen en vanaf juni dook het met 9,4 dagen voor het eerst onder de grens van 10 dagen. Tijdelijke werkloosheid verschuift dus naar een feitelijke vorm van tijdelijke werktijdverkorting.

Vanaf juni zien we voor het eerst ook een drastische daling van het aantal werkgevers dat tijdelijke werkloosheid aanvraagt. In april waren het nog 134 355 werkgevers, in juni 76 770 (RVA). Dat is een daling met 43%, terwijl in mei de daling nog amper 13% bedroeg. Als we het aantal betrokken werkgevers afzetten tegen het totale aantal actieve werkgevers onderworpen aan de sociale zekerheid (voor vierde kwartaal 2019), dan blijkt dat nog 33% van het totale aantal werkgevers in juni tijdelijke werkloosheid heeft aangevraagd, ten opzichte van 58% in april 2020.

Grote dynamiek in het aantal werknemers op tijdelijke werkloosheid

De cijfers over tijdelijke werkloosheid kennen een grote dynamiek, met grote verschillen tussen de sectoren. Het volledige spectrum van economische activiteiten vatten we samen in 63 sectoren (nace-2 niveau). We vergelijken het percentage loontrekkenden dat per sector nog op tijdelijke werkloosheid zit in de begin- en eindmaand van het tweede kwartaal 2020. Figuur 1 geeft dit percentage weer voor april op de x-as en voor juni op de y-as. We geven alle subsectoren op de arbeidsmarkt weer die in april voor meer dan één op vijf van de werknemers gebruik maakten van tijdelijke werkloosheid. De sectoren in het geel kennen de grootste afname tussen april en juni, de sectoren in het paars de kleinste. 

Diagonaal Aantal Jobs April Tot Juni Kleuren

De eerste aanblik van Figuur 1 oogt positief: àlle subsectoren op de Belgische arbeidsmarkt bevinden zich onder de diagonaal. Voor alle sectoren was april de piekmaand, en juni de herstelmaand, zonder enige uitzondering. En zonder dat de regels voor het stelsel van tijdelijke werkloosheid zijn gewijzigd. De corona-beperkingen blijven hun schaduw werpen: de daling in het aandeel tijdelijke werklozen is het kleinst in de sectoren die ook vanaf juni weinig perspectief kregen, zoals kunst en amusement (nace 90-92) of de luchtvaart (nace 51). Ook de kleinere branches van de reisbureaus (nace 79) en de metaalproductie (nace 24) maken in juni nog voor meer dan de helft van het personeel gebruik van tijdelijke werkloosheid, een lichte daling ten opzichte van april.

Hoe meer naar rechtsonder in de figuur, hoe sterker de verbetering (kleurcode geel). Het belangrijkste voorbeeld hier is de handel, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen (nace 45). In april maakte deze sector nog voor 75% van het personeel gebruik van tijdelijke werkloosheid, in juni is dit aandeel gedaald tot 15%. Andere grote branches in de groep van sterke dalers zijn de bouw (nace 41-43), de beveiliging en reiniging (nace 80-82) en de autoassemblage (nace 29), waar het aandeel tijdelijk werklozen een terugval kende van 82% naar 41%.

Tot slot is er de horeca (nace 55-56). Ook al ging vanaf 8 juni de sector weer open, toch blijft de daling van het aandeel werknemers op tijdelijke werkloosheid relatief beperkt. In juni wordt nog steeds voor 57% van het horecapersoneel een beroep gedaan op tijdelijke werkloosheid, een daling met 15% in relatie tot april (gemiddeld in België zien we een daling met 54%). De meeste horecazaken zijn dan wel geopend, maar draaien op een lagere capaciteit. Dat blijkt uit het gemiddeld aantal dagen dat horecapersoneel nog op tijdelijke werkloosheid zit. In april was dit 21 dagen, in juni 13 dagen. Het betreft één van de grootste dalingen in het gemiddeld aantal dagen over alle sectoren heen.

Welke sectoren markeren de verschuiving naar een systeem van tijdelijke werktijdverkorting?

Om de sectorale dynamiek van tijdelijke werkloosheid exact in kaart te brengen, is niet enkel het aantal personen maar ook het aantal dagen tijdelijke werkloosheid van belang (zie voorgaande Dynam corona flash 4). Dat geldt des te meer nu de meeste sectoren hun activiteiten opnieuw hebben hervat, zij het gedeeltelijk. Figuur 2 brengt voor de maand juni 2020 in beeld hoe het aandeel werknemers in tijdelijke werkloosheid zich verhoudt tot het gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid. De paarse punten tonen per sector het aandeel werknemers ten opzichte van de totale tewerkstelling, de gele balken geven weer hoeveel dagen deze werknemers gemiddeld op tijdelijke werkloosheid zaten in de maand juni. 

Juni Tw Op Tot En Gemiddeld Aantal Dagen

Welke sectoren bleven in juni nog grotendeels op slot? Daarvoor kijken we naar de hoogte van de paarse bollen in Figuur 2. Opvallend is dat amper 5 van de 63 subsectoren in juni nog voor meer dan 50% van het personeel een beroep doen op tijdelijke werkloosheid. Voor deze sectoren liggen de paarse bollen boven de 50% weergegeven op de linkerschaal. Het betreft de luchtvaart (nace 51), de reisbureaus (nace 79), de horeca (nace 55-56), de overige transportindustrie (nace 30) en de vervaardiging van textiel, kleding en leer (nace 13-15). Deze sectoren maken bovendien nog intensief gebruik van het systeem (weergegeven door de hoogte van de gele staven): in de eerste vier sectoren zitten werknemers nog gemiddeld voor meer dan 12 dagen per maand op tijdelijke werkloosheid. De luchtvaart en de reisbureaus werken vandaag nog steeds aan een sterk verminderde capaciteit. Toch zien we ook in deze sectoren een daling in de intensiteit in vergelijking met april, toen werknemers respectievelijk nog 20 dagen en 17,6 dagen op tijdelijke werkloosheid zaten. In de luchtvaart zijn er in juni amper 0,5% minder tijdelijk werklozen dan in april, terwijl het aantal dagen er gedurende diezelfde periode gedaald is met 17%.

Welke sectoren doen het stelsel van tijdelijke werkloosheid evolueren naar een systeem van tijdelijke werktijdverkorting? Voor deze vraag focussen we op sectoren waarvan de paarse bol boven de gele staaf blijft of dicht bij het uiteinde van de gele staaf komt te liggen. Deze sectoren blijven met andere woorden voor een groter aantal werknemers een beroep doen op tijdelijke werkloosheid, maar voor een beperkter aantal dagen (exclusief de vier sectoren links, waar een groot aantal werknemers nog steeds gepaard gaat met een gemiddeld groot aantal dagen). Typevoorbeelden hiervan zijn de vervaardiging van textiel, kleding en leer (nace 13-15), de metaalproductie (nace 24) en de autoassemblage (nace 29). Het betreft drie branches in de industriesector (nace C). In deze industrietakken zit zo’n 40 tot 50% van het personeel nog op tijdelijke werkloosheid (13% gemiddeld in België), maar dit voor gemiddeld slechts 7 à 9 dagen (9,4 dagen gemiddeld in België). Bovendien is meer dan 80% van de werknemers in deze sectoren voltijds aan de slag. Dit zijn met andere woorden de voornaamste sectoren die werkhervatting sterker spreiden over een groot aantal werknemers. Dat patroon vinden we ook bij andere industrieën, zij het in mindere mate.

In welke sectoren gaat tijdelijke werkloosheid eerder om een kleiner aantal werknemers in combinatie met een groter volume arbeidstijd? Dat is het omgekeerde beeld, waarbij (minder) werknemers voor een groter aantal dagen op tijdelijke werkloosheid zitten (de hoogste gele staven in Figuur 2). Het gaat onder andere om sport, ontspanning en recreatie (nace 93); kunst en amusement (nace 90-92); film, video, televisie, radio (nace 59-60); overige wetenschappelijke en technische activiteiten (nace 74-75);  verhuur en lease (nace 77); en vastgoed (68). Mogelijk speelt hier het feit dat bepaalde werknemers nog steeds volledig op tijdelijke werkloosheid zitten, omdat de maatregelen de heropstart van welbepaalde jobs (gelinkt aan grote evenementen, concerten …) nog niet toelaat.

Methodologische noot

De door ons gebruikte data zijn afkomstig van de gekoppelde dataset van RVA, RSZ en KSZ van de populatie werknemers in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. De data zijn grotendeels volledig. Enkel voor de maand juni kan het aantal nog stijgen met maximum 10%, voortgaande op de ratio tussen de voorlopige en finale cijfers voor de maand mei. Omwille van de benodigde koppeling zijn de data voor de meest recente maand pas een maand later beschikbaar. Voorlopige, niet-gekoppelde RVA-cijfers voor juli 2020 laten een verder dalende trend zien, tot 395 784 personen op tijdelijke werkloosheid (toestand op 12 augustus, op basis van het persbericht van 13-08-2020 van minister van Werk Nathalie Muylle), of een daling met twee derde ten opzichte van april (1 139 272 tijdelijk werklozen). Het partiële cijfer voor juli zal wellicht nog stijgen. 

Tabel Nace

Contact

  • Professor Ludo Struyven, Tine Vandekerkhove, dr. Tim Goesaert, Onderzoeksgroep Onderwijs en Arbeidsmarkt (HIVA - KU Leuven)
  • e-mail: ludo.struyven@kuleuven.be 
  • tel: 016 32 33 41, gsm: 0485 16 08 86

Meer nieuwe cijfers, trends en duiding op www.dynamstat.be

Met dank aan RSZ, RVA, Aviato, KSZ, BISA, Departement WSE, IWEPS en de VIONA-Leerstoel Arbeidsmarktdynamiek