Methodologie

De methodologie is op recente wetenschappelijke inzichten gebaseerd. De belangrijkste vragen worden hieronder per thema besproken.

Algemeen

  1. Wat zijn cijfers over de dynamiek op de arbeidsmarkt?

    De Dynam-cijfers over de dynamiek op de arbeidsmarkt traceren veranderingen in de werkgelegenheid op het niveau van de werkgever; ze brengen bewegingen in kaart die verborgen blijven achter netto-statistieken. Drie onderwerpen staan centraal:

    • de start en stopzetting van werkgevers (= niveau van de werkgever)
    • de creatie en vernietiging van banen1 (= niveau van de job)
    • de in- en uitstroom van werknemers (vanaf 2012) (= niveau van de werknemer)

    In het kader van Dynam-Reg worden regionale arbeidsmarktdynamieken berekend:

    • de regionale toename en afname van het aantal arbeidsplaatsen in elk gewest
    • saldo van in- en uitstroom van werknemers in elk gewest
    • de interne verschuiving van werknemers binnen een onderneming tussen gewesten

    De Dynam-cijfers en indicatoren zijn opgesteld volgens internationaal geldende definities, zoals die van OECD en Eurostat. De methodologie volgt inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek.

    Hierdoor zijn de gegevens bruikbaar voor zowel onderzoekers als beleidsmakers.

  2. Wat is het verschil tussen werkgelegenheidsdynamiek en werknemersdynamiek?

    Onder het niveau van de werkgelegenheidsdynamiek, die verschillen in het aantal jobs in een onderneming meet, ligt de werknemersdynamiek, die veranderingen bij individuele werknemers registreert. Het is duidelijk dat deze overgang van jobs naar werknemers enkele belangrijke veranderingen met zich meebrengt. Zo kan een onderneming die netto gezien krimpt wel mensen aanwerven, uit een groeiende onderneming kunnen werknemers vertrekken en een stabiele onderneming impliceert niet noodzakelijk een stabiel werknemersbestand, maar enkel dat de instroom in en de uitstroom uit deze onderneming perfect in evenwicht zijn.

  3. Op welke bronnen zijn de werkgelegenheids- en de werknemersdynamiek gebaseerd?

    Dynam-cijfers zijn gebaseerd op de gegevens die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZPPO, het huidige DIBISS) verzameld worden via de DmfA - Multifunctionele Aangifte. Werkgevers in België zijn verplicht om via deze aangifte alle informatie door te geven die nodig is voor de berekening van de sociale bijdragen (zowel werknemers- als werkgeversbijdragen) en van de sociale rechten van hun werknemers. Hierdoor beschikken de RSZ en RSZPPO elk kwartaal en voor elke werkgever over de loon- en arbeidstijdgegevens van de werknemers. Zowel de werkgevers als de werknemers worden geregistreerd aan de hand van een uniek identificatienummer. Een dergelijke ‘linked employer-employee database’ is een uiterst geschikte bron om de dynamiek op de arbeidsmarkt in kaart te brengen.

    De gebruikte administratieve bron bevat data van hoge kwaliteit: ten eerste vereist het multifunctionele karakter, dit is het hergebruik van de gegevens door meerdere overheidsinstellingen, dat de socialezekerheidsaangiften tijdig geregistreerd worden en veelvuldige controles ondergaan. Ten tweede gebeuren de aangiften elektronisch volgens de identificatienummers van werkgevers en werknemers en wordt de invulling ervan vaak toevertrouwd aan een gespecialiseerde dienstverlener zoals een sociaal secretariaat. Hierdoor is het risico op foutieve of ontbrekende gegevens zeer klein. Ten slotte heeft de RSZ in de loop van de jaren systemen ontwikkeld om de kwaliteit van de data voor statistische doeleinden verder te optimaliseren (vb. imputatie van ontbrekende gegevens).

    Voor de werknemersdynamiek zijn de Dynam-data tot 2014 enkel gebaseerd op de gegevens van RSZ; vanaf 2014 zijn de cijfers gebaseerd op zowel RSZ als RSZPPO gegevens (dit door de fusie tussen de twee instellingen in 2017). De werkgelegenheidsdynamiek is gebaseerd op zowel RSZ en RSZPPO.


  4. Beslaan de cijfers de totale Belgische arbeidsmarkt?

    De Dynam-cijfers hebben betrekking op quasi 100% van de werkgevers en ruim 99% van de loontrekkende werknemers in België. Daarmee beslaat DynaM de totale loontrekkende werkgelegenheid in België, zowel voor de privésector als voor de overheidssector en dit ongeacht de grootte van de onderneming, de activiteit (dus ook land- en tuinbouw) of de rechtsvorm van de ondernemingen. Enkel de zeelieden ter koopvaardij zijn niet in de waarnemingssfeer opgenomen. Dit betreft echter maar een 10-tal werkgevers en ongeveer 1.150 werknemers. Zowel werkgevers onder de vorm van een rechtspersoon (vennootschappen) als werkgevers-natuurlijke persoon (zelfstandigen) zijn opgenomen, en er is geen beperking op de grootte van de onderneming.

  5. Record-linking: van administratieve bron naar economische realiteit.

    Cijfers over de demografie van ondernemingen (start en stopzetting, groei en krimp) en over jobcreatie en -destructie zijn zeer gevoelig voor de kwaliteit van de onderliggende data. Terwijl demografische gebeurtenissen in bevolkingsregisters meestal eenduidig te interpreteren zijn, is dit voor demografische gebeurtenissen in ondernemingsregisters veel minder het geval. Zo kunnen bedrijven samensmelten, opsplitsen of van (juridische) entiteit veranderen. Deze gebeurtenissen zorgen voor ‘missing links’ in de registratie van ondernemingen doorheen de tijd. Hierdoor weerspiegelen ruwe administratieve gegevens niet altijd de economische realiteit. Het is niet omdat er aan de onderneming iets verandert, dat er ook aan de bestaande jobs iets verandert. Meer bepaald hebben ‘missing links’ een sterke opwaartse vertekening van statistieken over de dynamiek op de arbeidsmark tot gevolg: het aantal starters en stoppers wordt veel hoger geschat dan in werkelijkheid, en de jobcreatie en –destructie die ermee gepaard gaat eveneens.

    Eurostat en OESO hebben aanbevelingen uitgewerkt om demografische gebeurtenissen van ondernemingen op systematische wijze te detecteren en te definiëren in overeenstemming met de economische realiteit (Eurostat/OECD, 2007). Een voorwaarde hiervoor is dat ondernemingen waarvan het ondernemingsnummer verandert of die betrokken zijn in een fusie- of splitsingsoperatie, opgespoord worden in de databank en hun records aan elkaar gekoppeld worden. Het doel van deze record linking is om de historiek van individuele ondernemingen te reconstrueren; hiervoor worden links gelegd tussen zogenaamde predecessors en successors. Een predecessor-successor relatie kan het gevolg zijn van verschillende gebeurtenissen zoals een verandering van eigenaar, een fusie, een overname of andere herstructurering, of een verandering van ondernemingsnummer om administratieve of juridische redenen.

    HIVA-KU Leuven en RSZ ontwikkelden een vernieuwende methode om een dergelijke record linking tot stand te brengen. De methode is uniek voor België en sluit aan bij recente inzichten uit Amerikaans en Scandinavisch onderzoek. Bij klassieke methodes voor record linking wordt enkel gebruik gemaakt van vrij algemene kenmerken zoals naam, locatie en economische activiteit van de onderneming. Een belangrijk nadeel van een dergelijke methode is dat ze blind is voor de grootte van de onderneming. Een klein aantal ‘missing links’ kan hierdoor een bijzonder grote vertekening opleveren voor de berekening van jobcreatie en -destructie. Bovendien laten klassieke methodes slechts gedeeltelijk toe om ondernemingen te koppelen die betrokken zijn in een fusie of splitsing.

    De Dynam-methode voor record linking spoort relaties tussen predecessors en successors op aan de hand van de werknemers die ze tewerkstellen. De methode vertrekt van basissets van twee opeenvolgende kwartalen: deze bevatten alle koppels van ondernemingsnummers waarbij een cluster van minstens vijf werknemers ‘verschuift’ van de ene onderneming naar de andere. Wanneer deze werknemerscluster een bepaalde (absolute en relatieve) drempelwaarde overschrijdt, wordt een relatie gelegd tussen een predecessor en een successor. De relaties worden vervolgens geanalyseerd en ingedeeld volgens de aard van de demografische gebeurtenis. Voor de werkgevers van de RSZPPO (of ook DIBISS, een zeer stabiele groep van werkgevers) werd geen gebruik gemaakt van werknemersclusters, maar werden verschuivingen "manueel" geanalyseerd.

    Dankzij de record linking kunnen betrouwbare statistieken worden opgesteld over de start en stopzetting van werkgevers. Hierbij worden ‘schijnbare’ starters en stopzettingen, die louter het gevolg zijn van administratieve of juridische wijzigingen, geëlimineerd. Vervolgens kan ook het aantal jobs dat door starters en stopzettingen wordt gecreëerd en vernietigd nauwkeurig worden becijferd. Record linking laat ook toe demografische gebeurtenissen te detecteren waarbij meerdere ondernemingen betrokken zijn zoals fusies, overnames of splitsingen. Voor de berekening van jobcreatie en -destructie worden de werkgevers betrokken in één gebeurtenis samengevoegd tot één observatie-eenheid. Hierdoor wordt de jobreallocatie die enkel het gevolg is van administratieve of juridische wijzigingen, geëlimineerd.

    De Dynam methode voor record linking wordt beschreven in de Dynam Working paper ‘Employee flows to study firm and employment dynamics’ (Geurts, Ramioul & Vets, 2011).

  6. Wat is het belang van de Dynam correctiemethode?

    Toepassing van de Dynam-correctiemethode zoals ze momenteel is geïmplementeerd door RSZ, leert dat overschatting van jobcreatie in de orde ligt van 30%, met jaarlijkse schommelingen in de beschouwde periode 2005-2011 tussen 23% en 39%. De overschatting van jobdestructie ligt in de orde van 33%, schommelend tussen 30% en 40%. Specifiek voor het aantal starters en stopzetters als werkgever ligt het aantal 40% lager dan op basis van ruwe administratieve data zou geconcludeerd worden (Van Mellaert et al., 2013).

  7. Hoe worden de Dynam cijfers naar regio en subregio berekend?

    De Dynam cijfers worden berekend op het niveau van de onderneming. In de meeste gevallen bevindt deze onderneming zich op één locatie (97%) of heeft de onderneming verschillende vestigingen in hetzelfde arrondissement, provincie of gewest (2%). Dit zijn "uni-arrondissementele", "uni-provinciale" of “uni-regionale” werkgevers.

    Een beperkt aantal ondernemingen bezit echter vestigingen in verschillende arrondissementen (2,9%), in verschillende provincies (2,1%) of verschillende gewesten (1,1%). Hoewel deze laatste groep "multiregionale” werkgevers klein in aantal is, betreft het doorgaans grote ondernemingen of organisaties; samen zijn ze goed voor 37% van het totaal aantal arbeidsplaatsen. Omdat jobcreatie en –destructie worden berekend op het niveau van de onderneming, worden deze cijfers voor multiregionale werkgevers gelokaliseerd in een “multiregionale categorie”.

    Daarnaast wordt in het kader van Dynam-Reg de regionale arbeidsmarktdynamiek toegelicht. Hier wordt niet gekeken naar de jobcreatie en –destructie op het niveau van de onderneming, wel naar de toe-of afname van het aantal arbeidsplaatsen in elk gewest –berekend voor elke onderneming- en naar de onderliggende stromen van werknemers.

  8. ​Waar vind ik de betekenis van de economische activiteiten?

    De Dynam-cijfers naar economische activiteit of sector worden berekend volgens de hoofdactiviteit van de werkgever. Dit is de activiteit met het hoogste omzetcijfer, of bij gebrek hieraan, de activiteit waaraan het grootste aantal werknemers deelneemt. De indeling gebeurt volgens de NACE-BEL 2008; dit is de Belgische nomenclatuur die in overeenstemming is met de Europese activiteitenindeling NACE Rev. 2. Meer info vindt u op http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/gegevensinzameling/nomenclaturen/nacebel/. Bij deze link vindt u ook de publicatie “NACE-BEL”, die een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten bevat. De gegevens vanaf 2006 zijn ingedeeld volgens de versie NACE-Bel 2008 (rev.2), de gegevens tot en met 2007 zijn ingedeeld volgens de Nace-Bel 2003 (rev. 1.1). De gegevens voor de periode 2006-2007 zijn dus beschikbaar in beide versies van de nomenclatuur.

    Alle arbeidsplaatsen van een bepaalde werkgever worden dus toegewezen aan één enkele sector, de hoofdactiviteit van de werkgever. Een belangrijke uitzondering vormen de jobs die worden ingevuld door uitzendkrachten; deze worden alle geteld in de Uitzendsector (NACE 78). Dit komt omdat uitzendkrachten enkel gekend zijn als werknemers van het uitzendkantoor en niet als werknemers van de onderneming waar ze werken.

    De toewijzing van arbeidsplaatsen aan een economische activiteitssector kan op twee wijzen afwijken van deze die gebruikt wordt in de RSZ-tewerkstellingscijfers:

    • een onderneming wordt voor de volledige referentieperiode aan één activiteitssector (de meest actuele) toegewezen. Zo worden de jobcreatie en –destructie, noch de netto- evoluties verstoord door sectorverschuivingen van ondernemingen in de loop van de referentieperiode. In de RSZ-tewerkstellingsstatistieken worden de arbeidsplaatsen gekoppeld aan de activiteitscode zoals die voor het gegeven kwartaal van toepassing was en moet bij de tewerkstellingsevolutie op sectorniveau wel rekening gehouden worden met klasseverschuivingen van individuele ondernemingen.
    • Voor de berekening van de jobreallocatie worden de door de record-linking gekoppelde werkgevers samengevoegd tot één observatie-eenheid (zie vraag 9). Deze nieuwe observatie-eenheid krijgt de activiteitscode van de belangrijkste werkgever aan het eind van de referentieperiode. Indien bijvoorbeeld bij een fusie van een industriële onderneming met een groothandelsonderneming een nieuwe onderneming ontstaat die bij industrie wordt ingedeeld, dan wordt de volledige observatie-eenheid bij de industrie ingedeeld.
  9. Zijn de cijfers van Dynam internationaal vergelijkbaar?

    De cijfers van Dynam worden berekend volgens internationaal gehanteerde definities. De methodologie volgt inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek. De Belgische resultaten zijn daardoor vergelijkbaar met evoluties in andere Europese en OESO-landen. Hieronder vindt u enkele links naar relevante statistieken en publicaties.

    Wel raden we de gebruiker aan de Belgische resultaten niet onaandachtzaam te vergelijken met die van andere landen: de cijfers zijn immers gebaseerd op administratieve data, die in elk land op een andere manier verzameld en bewerkt worden. Ook de analyse-eenheid (onderneming vs. vestiging), de periode (jaar- vs. kwartaalgegevens), en de dekking (privé en/of publieke sector) kunnen verschillen. Een goede lezing van de methodologie is dan ook aangewezen.

    Europese cijfers over de dynamiek van werkgevers en bijhorende jobcreatie en –destructie vindt u op

    Nationale statistieken over de dynamiek van werkgevers en bijhorende jobcreatie en –destructie vindt u op:

  10. Wat zijn de belangrijkste methodologische referenties?

    Bassanini, A. & Marianna P. (2009), Looking Inside the Perpetual-Motion Machine: Job and Worker Flows in OECD Countries, OECD Social, Employment andMigration Working Papers, No. 95, OECD Publishing.

    Benedetto G., Haltiwanger J., Lane J. & McKinney K. (2007), Using Worker Flows to Measure Firm Dynamics, in Journal of Business & Economic Statistics, 25:3, p. 299-313.

    Butani S.J., Clayton R.L., Kapani V., Spletzer J.R., Talan D.M. &Werking G.S. (2006), Business employment dynamics: tabulations by employer size, in Monthly Labor Review, 129:2, February 2006.

    Davis J.S., Haltiwanger J.C. & Schuh S. (1996) , Job creation and destruction, Cambridge / London.

    Eurostat/OECD (2007), Eurostat - OECD Manual on Business Demography Statistics, Luxembourg.

    Geurts K. Ramioul M. & Vets P. (2011), Employee flows to study firm and employment dynamics, DynaM Working Paper.

    Haltiwanger J., Jarmin R. & Miranda J. (2010), Who Creates Jobs? Small vs. Large vs.Young, NBER Working Paper No. 16300.

    Sadeghi A. (2008), The births and deaths of business establishments in the United States, in Monthly Labor Review, 131:12, December 2008.

    Van Mellaert, L., Geurts, K., Heylen, V., Ramioul, M., Vets, P. & Struyven, L. (2013). Het belang van de DynaM-correctiemethode voor het bestuderen van de dynamiek op de Belgische arbeidsmarkt. Beleidspaper STORE-B-13-004. Leuven: STORE/HIVA-KU Leuven

Werkgevers

  1. De werkgever/onderneming als observatie-eenheid

    De observatie-eenheid voor de berekening van de Dynam-cijfers is de werkgever. Een werkgever is een onderneming die minstens één werknemer in dienst heeft (had) tijdens de referentieperiode. Omdat Dynam enkel betrekking heeft op ondernemingen die werkgever zijn, wordt de term ‘onderneming’ vaak als synoniem voor ‘werkgever’ gebruikt. Voor de publieke sector gebruiken we de term ‘organisatie’. Een zelfstandige of een onderneming zonder personeel maakt geen deel uit van de Dynam-cijfers; zij zijn immers geen werkgever. Met starters en stopzettingen worden bedoeld starters en stopzettingen als werkgever.

    Een onderneming is de juridische eenheid die verbonden is met een uniek ondernemingsnummer dat wordt toegekend door de Kruispuntbank Ondernemingen (KBO). Elke werkgever, gekend bij de RSZ of RSZPPO, is verbonden met één ondernemingnummer. Deze juridische eenheid komt overeen met de Eurostat/OESO-definitie die wordt aanbevolen voor het opstellen van statistieken over de dynamiek van ondernemingen (Eurostat/OECD, 2007):

    “The enterprise is the smallest combination of legal units that is an organisational unit producing goods or services, which benefits from a certain degree of autonomy in decision-making, especially for the allocation of its current resources. An enterprise carries out one or more activities at one or more locations. An enterprise may be a sole legal unit.” (Council Regulation (EEC) No 696/93 van 15 maart 1993).

    Veranderingen in de werkgelegenheid op het niveau van de individuele werkgever vormen de basis voor de berekening van alle Dynam-cijfers: zowel van starters en stopzettingen, groeiers en krimpers, als van jobcreatie en –destructie.

  2. Onderneming versus vestiging

    Een onderneming (of ‘werkgever’ of ‘organisatie’) kan op een enkele plaats gevestigd zijn of meerdere vestigingen met personeel bezitten. De cijfers van Dynam worden berekend op het niveau van de volledige onderneming in België, en niet op het niveau van de lokale vestiging. Wel wordt in het kader van Dynam-Reg de regionale arbeidsmarktdynamiek toegelicht, met hierin aandacht voor de regionale toe-of afname van het aantal arbeidsplaatsen in elk gewest –berekend voor elke onderneming- en naar de onderliggende stromen van werknemers.

    Dit betekent dat de start of sluiting van een lokale vestiging van een grotere onderneming niet geteld wordt als een starter of een stopzetting. Ook jobcreatie en –destructie worden berekend op het niveau van de onderneming. Wanneer binnen eenzelfde onderneming één vestiging groeit met tien arbeidsplaatsen en een andere krimpt met tien, wordt dit niet geteld als jobcreatie of –destructie. In België heeft 97% van de werkgevers slechts één vestiging. Voor de meeste ondernemingen valt het niveau van de onderneming dus samen met dat van de vestiging.

    Voor statistieken over de dynamiek van de arbeidsmarkt heeft de keuze van het analyseniveau een belangrijke impact op de resultaten. Op vestigingsniveau wordt er immers meer dynamiek waargenomen dan op het niveau van de onderneming. Dynam volgt de aanbevelingen van Eurostat/OECD (2007), die de onderneming aanbeveelt als analyse-eenheid voor het opstellen van statistieken over de dynamiek van bedrijven en van de jobs die daarbij gecreëerd of vernietigd worden.

    In grote landen, zoals Duitsland of de Verenigde Staten, worden statistieken over de dynamiek van de arbeidsmarkt vaak berekend op het niveau van de vestiging. Dit is logisch, gezien de vaak zeer grote geografische spreiding van verschillende vestigingen van één onderneming. Cijfers op vestigingsniveau bevatten echter ook meer ‘vervuiling’ door administratieve verschuivingen. Deze zorgen voor een vertekening van de resultaten.

  3. Wat is een starter?

    In economische analyses gaat bijzondere aandacht naar startende ondernemingen en hun bijdrage tot economische groei. In het kader van Dynam bekijken we meer specifiek de ondernemingen die starten als werkgever en de bijdrage die ze leveren aan de creatie van jobs.

    Een startende werkgever is een nieuwe werkgever die nieuwe productiefactoren, in het bijzonder nieuwe arbeidsplaatsen creëert. Startende werkgevers worden afgebakend op basis van kwartaaldata. Een startende werkgever heeft geen arbeidsplaatsen in het begin van het kwartaal en minstens één arbeidsplaats op het einde ervan. De start van een onderneming als werkgever kan plaats vinden enige tijd na de start van de economische activiteiten van een onderneming.

    Volgende situaties worden niet beschouwd als de start van een werkgever:

    • Bij de start van een werkgever mogen geen bestaande werkgevers betrokken zijn. Dit betekent dat nieuwe ondernemingsnummers in de databank die het gevolg zijn van een fusie, splitsing, verzelfstandiging of herstructurering van bestaande werkgevers, niet beschouwd worden als startende werkgevers. Ook veranderingen van ondernemingsnummers ten gevolge van een verandering van eigenaar, van juridisch statuut of om administratieve redenen, worden niet beschouwd als de start van werkgevers. Om deze gebeurtenissen te detecteren maken we gebruik van de record-linking methode.
    • De reactivatie van ‘slapende’ werkgevers, dit zijn werkgevers die gedurende een beperkte periode (4 kwartalen of minder) geen werknemers in dienst hebben en vervolgens opnieuw werknemers aanwerven, wordt niet beschouwd als de start van een werkgever.

    Dynam volgt met deze definitie de aanbevelingen van Eurostat/OECD (2007) en de werkwijze van het US Bureau of Labor Statistics (Sadeghi, 2008). Het enige verschil is dat Eurostat/OECD (2007) reactivaties na een langere periode (minder dan 2 jaar) uitsluit.

  4. Draagt elke starter bij aan jobcreatie?

    Neen, dit komt omdat jobcreatie berekend wordt op jaarbasis (30 juni jaar t-1 - 30 juni jaar t), terwijl startende werkgevers gedefinieerd worden op basis van onderliggende kwartaalgegevens. Het is mogelijk dat een werkgever start in een bepaald kwartaal, maar op 30 juni van het jaar reeds geen arbeidsplaatsen meer telt (nl. ‘slapende’ werkgever of stopzetting). Deze werkgever beantwoordt aan de definitie van een startende werkgever in het betreffende jaar, maar draagt niet bij aan de jobcreatiecijfers.

    Tabel c van elke Dynam-cijferreeks geeft het totaal aantal startende werkgevers, ongeacht of ze jobs creëren of niet. In Tabel b van elke reeks daarentegen worden de startende werkgevers uitgesplitst naar degene die jobs creëren (kolom 3) en degene die dat niet doen (kolom 9).

  5. Wat is een stopzetting?

    De definitie van een stopzetting is het spiegelbeeld van die van een starter.

    Een stopzetting vindt plaats wanneer de productiefactoren van een bestaande werkgever, in het bijzonder alle arbeidsplaatsen, worden vernietigd. Stopzettingen worden afgebakend op basis van kwartaaldata. Bij een stopzetting heeft een werkgever minstens één arbeidsplaats in het begin van het kwartaal, en geen op het einde ervan. De stopzetting van een onderneming als werkgever betekent niet noodzakelijk de stopzetting van alle economische activiteiten van de onderneming.

    Volgende situaties worden niet beschouwd als de stopzetting van een werkgever:

    • Bij de stopzetting van een werkgever mogen geen andere werkgevers betrokken zijn. Dit betekent dat wanneer een bestaand ondernemingsnummer uit de databank verdwijnt als gevolg van een fusie, een overname, een splitsing of herstructurering, dit niet beschouwd worden als de stopzetting van een werkgever. Ook veranderingen van ondernemingsnummers ten gevolge van een verandering van eigenaar, van juridisch statuut of om administratieve redenen, worden niet beschouwd als stopzettingen. Om deze gebeurtenissen te detecteren maken we gebruik van de record-linking methode.
    • ‘Slapende’ werkgevers die gedurende een beperkte periode (4 kwartalen of minder) geen werknemers in dienst hebben en nadien opnieuw werknemers aanwerven, worden niet beschouwd als stopzettingen.

    Dynam volgt met deze definitie de aanbevelingen van Eurostat/OECD (2007) en de werkwijze van het US Bureau of Labor Statistics (Sadeghi, 2008). De enige afwijking is dat Eurostat/OECD (2007) reactivaties na een langere periode (minder dan 2 jaar) uitsluit.

  6. Gaat elke stopzetting gepaard met jobdestructie?

    Neen, dit komt omdat jobdestructie berekend wordt op jaarbasis (30 juni jaar t-1 - 30 juni jaar t), terwijl stopzettingen gedefinieerd worden op basis van onderliggende kwartaalgegevens. Het is mogelijk dat een werkgever wordt stopgezet in een bepaald kwartaal van het jaar maar op 30 juni van jaar t-1 geen arbeidsplaatsen telde (nl. ‘slapende’ werkgever of starter) . Deze werkgever beantwoordt aan de definitie van een stopzetting in het betreffende jaar, maar draagt niet bij aan de jobdestructiecijfers.

    Tabel c van elke DynaM-cijferreeks geeft het totaal aantal stopzettingen, ongeacht of er jobs worden vernietigd of niet. In Tabel b van elke reeks daarentegen worden de stopzettingen uitgesplitst naar degene die jobs vernietigen (kolom 6) en degene die dat niet doen (kolom 9).

  7. Wat is een actieve werkgever?

    Een actieve werkgever in een bepaalde periode is een werkgever die aan het begin van de periode (30 juni jaar t-1), het eind van de periode (30 juni jaar t), of in een van de tussenliggende kwartalen minstens één arbeidsplaats telt.

    Tabel b van elke Dynam-cijferreeks geeft in de laatste kolom het totaal aantal actieve werkgevers; dit is de som van de voorgaande kolommen.

  8. Wat is een startersgraad en een stopzettingsgraad?

    De startersgraad is het percentage starters ten opzichte van het totaal aantal actieve werkgevers in een periode.

    De stopzettingsgraad is het percentage stopzettingen ten opzichte van het totaal aantal actieve werkgevers in een periode.

  9. Wat zijn groeiers, krimpers en stabiele werkgevers?

    Groeiers zijn werkgevers met een netto-toename van het aantal jobs in de betreffende periode, behalve de starters. Groeiers zijn dus alle werkgevers die jobs creëren en die zowel in het begin (30 juni jaar t-1) als op het eind van de periode (30 juni jaar t) arbeidsplaatsen tellen.

    Krimpers zijn werkgevers met een netto-daling van het aantal jobs in de betreffende periode, behalve de stopzettingen. Krimpers zijn dus alle werkgevers die jobs vernietigen en die zowel in het begin als op het eind van de periode arbeidsplaatsen tellen.

    Stabiele werkgevers zijn werkgevers die evenveel jobs tellen in het begin als op het eind van de periode, behalve de starters en stopzettingen.

  10. Hoe wordt de ondernemingsgrootte gedefinieerd?

    De ondernemingsgrootte van een werkgever wordt berekend als het gemiddelde van het aantal arbeidsplaatsen in het begin (30 juni jaar t-1) en op het einde (30 juni jaar t) van de betreffende periode. Enkel de ondernemingsgrootte van starters en stopzettingen wijkt hiervan af.

    De ondernemingsgrootte van starters is gelijk aan het aantal arbeidsplaatsen op 30 juni van jaar t. De ondernemingsgrootte van werkgevers die hun activiteiten stopzetten is gelijk aan het aantal arbeidsplaatsen op 30 juni van jaar t-1. Dynam volgt hiermee de berekeningswijze van Haltiwanger, Jarmin & Miranda (2010).

    In de literatuur over de dynamiek van de arbeidsmarkt worden verschillende methoden gebruikt voor de berekening van de ondernemingsgrootte. Vooral statistieken over het belang van kleine versus grote ondernemingen in de creatie en destructie van jobs, zijn erg gevoelig voor de gebruikte methode. Wanneer bijvoorbeeld de ‘initiële grootte’ gehanteerd wordt (aantal jobs in het begin van de periode), krijgen kleine ondernemingen een groter aandeel in de jobcreatie en grote bedrijven een groter aandeel in jobdestructie. De methode gebruikt in Dynam, de ‘gemiddelde grootte’, levert symmetrische maten op in geval van groei en krimp van ondernemingen. Een bespreking van de verschillende methoden en de gevolgen voor interpretatie vindt u in Butani, Clayton, Kapani, Spletzer, Talan &Werking (2006).

Jobs

  1. Wat is een job?

    Een job is synoniem voor een arbeidsplaats bij een werkgever die wordt ingevuld door een werknemer. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse en deeltijdse jobs. Werknemers kunnen een job uitoefenen bij meerdere werkgevers. Daardoor zijn er in België iets meer jobs dan werknemers. In teksten van Dynam worden de termen ‘jobs’ en ‘werknemers’ van elkaar onderscheiden terwijl ze in het dagelijks spraakgebruik meestal samenvallen.

    Wanneer de werknemer zich in een bijzondere situatie bevindt, wordt zijn arbeidsplaats soms wel als een job geteld en soms niet. We geven hier een aantal situaties die vragen kunnen oproepen bij de interpretatie van de Dynam-cijfers.

    Arbeidsplaatsen van werknemers die afwezig zijn wegens ziekte, verlof of tijdelijke werkloosheid worden wél geteld als jobs. Arbeidsplaatsen van werknemers in voltijdse loopbaanonderbreking of tijdskrediet worden niet geteld als jobs. Arbeidsplaatsen ingevuld door uitzendkrachten worden geteld als jobs van het uitzendkantoor en niet van de onderneming waar ze effectief werken. Meer gedetailleerde informatie vindt u in de inleiding van de RSZ- brochures over de Loontrekkende tewerkstelling, zie hier.

  2. Hoe worden jobcreatie en -destructie gemeten?

    Jobcreatie en –destructie worden gemeten als veranderingen in het aantal arbeidsplaatsen op het niveau van de individuele werkgever. Voor de jaargegevens van Dynam wordt gekeken naar het verschil tussen het aantal jobs op 30 juni van jaar t en 30 juni van jaar t-1. Als het aantal arbeidsplaatsen in een onderneming op het eind van de periode groter is dan in het begin, is sprake van jobcreatie. Als het aantal jobs op het einde kleiner is dan in het begin, is sprake van jobdestructie.

    De totale (bruto) jobcreatie in een jaar is de som van twee componenten:

    • de netto-toename van het aantal jobs in groeiende ondernemingen van dat jaar
    • het aantal jobs dat werd gecreëerd door werkgevers die in dat jaar gestart zijn.

    De totale (bruto) jobdestructie is de som van:

    • de netto-daling van het aantal jobs bij krimpende ondernemingen van dat jaar
    • het aantal jobs dat verdwenen is bij werkgevers die in dat jaar hun activiteiten hebben stopgezet.

    De som van beide componenten, jobcreatie en -destructie, noemt men de totale jobreallocatie. Het verschil tussen beide componenten is de netto-werkgelegenheidsevolutie. Dynam volgt hiermee de berekeningswijze van Davis, Haltiwanger & Schuh (1996) die vandaag algemeen aanvaard is.

    Wat de cijfers over jobcreatie en -destructie niet meten:

    • Gelijktijdige jobcreatie en –destructie in eenzelfde onderneming, bijvoorbeeld bij verschillende afdelingen, wordt niet in rekening gebracht. Bijvoorbeeld: een bedrijf dat 20 arbeiders ontslaat en 10 IT-medewerkers aanwerft, wordt geteld als een krimper met een destructie van 10 jobs. De statistieken onderschatten dus (licht) de werkelijke jobcreatie en –destructie.
    • Jobcreatie en –destructie is niet gelijk aan de in- en uitstroom van werknemers. Werknemers kunnen aangeworven worden of vertrekken zonder dat het aantal jobs in de onderneming verandert. Ook kan een bepaalde arbeidsplaats in de loop van het jaar door verschillende mensen worden bezet. Rekenkundig kan de jobcreatie of –destructie bij een individuele werkgever ook uitgedrukt worden als het saldo van de in- en uitstroom van werknemers. De in- en uitstroomcijfers liggen altijd hoger dan de cijfers over jobcreatie en –destructie.
  3. Waarom bevat jobcreatie en -destructie geen info over individuele kenmerken?

    Omdat jobcreatie en –destructie niet verbonden is met individuele werknemers, kan jobcreatie en ­destructie niet ingedeeld worden naar persoonskenmerken (leeftijd, geslacht, ...) of andere kenmerken verbonden aan de individuele arbeidsovereenkomst (voltijds/deeltijds, arbeider/bediende/ambtenaar, loonniveau, ...). Voor in- en uitstroom kan dit wel.

  4. Wat betekent 'geen jobreallocatie'?

    Jobreallocatie is de som van jobcreatie en jobdestructie. Werkgevers in de categorie ‘Geen jobreallocatie’ creëren noch vernietigen jobs in het betreffende jaar: ze tellen evenveel arbeidsplaatsen op 30 juni van jaar t-1 als op 30 juni van jaar t.

    Werkgevers zonder jobreallocatie worden opgesplitst in ‘Stabiele werkgevers’, dit zijn werkgevers met één of meer arbeidsplaatsen aan het begin en eind van de periode, en ‘Startende werkgevers/stopzettingen’, dit zijn werkgevers waarvan het aantal arbeidsplaatsen aan het begin en eind van de periode gelijk is aan nul.

  5. Wat is een jobcreatiegraad en een jobdestructiegraad?

    De jobcreatiegraad is de procentuele verhouding tussen het aantal bijkomende jobs dat in een jaar werd gecreëerd door starters en groeiende ondernemingen (de bruto jobcreatie) en het totaal aantal arbeidsplaatsen.

    Bijvoorbeeld: in de periode 2009-2010 bedroeg de jobcreatiegraad in België 6,0%. Dat betekent dat per 100 bestaande jobs er 6 nieuwe werden gecreëerd.

    De jobdestructiegraad is de procentuele verhouding tussen het aantal jobs dat in een jaar vernietigd werd door stopzettingen en krimpende ondernemingen (de bruto jobdestructie) en het totaal aantal arbeidsplaatsen.

    Bijvoorbeeld: in de periode 2009-2010 bedroeg de jobdestructiegraad in België 5,0%. Dat betekent dat 5 van de 100 bestaande jobs werden vernietigd.

Werknemers

  1. Wat is de definitie van in- en uitstroom?

    In Dynam wordt naar de meest basale stromen op de arbeidsmarkt verwezen als “instroom” en “uitstroom”. Het gaat hier dan telkens om de instroom in en de uitstroom uit een RSZ-plichtige onderneming. Samen maken deze stromen de totale werknemersdynamiek of bruto werknemersreallocatie uit. Het verschil tussen instroom en uitstroom op ondernemingsniveau is de nettowerkgelegenheidsevolutie of netto werknemersreallocatie.

  2. Hoe worden in- en uitstroom gemeten?

    Net als bij de werkgelegenheidsdynamiek wordt de werknemersdynamiek gemeten op ondernemingsniveau door twee tijdstippen met elkaar te vergelijken. Concreet wordt het werknemersbestand op 30 juni van het jaar t-1 vergeleken met dat op 30 juni van het jaar t.

    Wanneer een werknemer van een RSZ-plichtige onderneming niet teruggevonden wordt in de DmfA- aangifte van het jaar t-1, maar wel van het jaar t spreken we van instroom (Davis en Haltiwanger 1999). Analoog wordt een uitstroom geregistreerd wanneer een werknemer die op 30 juni t-1 nog werkzaam was bij de onderneming niet meer geregistreerd wordt op 30 juni t (Davis en Haltiwanger 1999).

  3. De werknemersdynamiek bestaat uit twee componenten: de jobreallocatie en churning. Wat is churning?

    De werknemersdynamiek (of ook de in- en uitstroom) bestaat uit twee componenten:

    • de werknemersdynamiek als gevolg van de groei of krimp van ondernemingen. Dit gaat om de jobcreatie en jobdestructie van jobs, of ook de jobreallocatie genoemd.
    • de dynamiek als gevolg van jobrotatie binnen het bestaande jobaanbod (churning). Met ‘churning’ wordt verwezen naar werknemersstromen die niet strikt noodzakelijk zijn voor het invullen van nieuw gecreëerde jobs, of werknemersstromen die niet het resultaat zijn van jobdestructie. Positief uitgedrukt kunnen we churning dus definiëren als de jobveranderingen binnen het geheel van bestaande arbeidsplaatsen. Dit geeft in zekere mate aan of werknemers en werkgevers vertrouwen hebben om nieuwe engagementen aan te gaan en werknemers geneigd zijn om hun bestaande job te verlaten voor een nieuwe.
  4. Hoe worden blijvers gedefinieerd en gemeten?

    De blijvers in een onderneming zijn de werknemers die zowel op 30 juni van het jaar t-1 als op 30 juni t aan de slag zijn bij dezelfde werkgever.

  5. Hoe worden de ratio's voor werknemersdynamiek berekend?

    Om de vergelijking van de werknemersdynamiek tussen verschillende groepen van ondernemingen of werknemers te kunnen maken worden de indicatoren ook uitgedrukt in ratio’s. Naar analogie met de berekeningswijze gevolgd bij de werkgelegenheidsdynamiek worden deze ratio’s berekend door de indicatoren te delen door de gemiddelde tewerkstelling in het betreffende jaar.

  6. Welke informatie is beschikbaar over de mogelijke richtingen van uitstroom?

    Het kan hier gaan om zogenaamd natuurlijk verloop (pensioen, sterfte, …), maar ook om contracten die aflopen, vrijwillige uitstroom en ontslagen. Het is momenteel niet mogelijk aan de hand van de Dynam data een inzicht te geven in deze verschillende vormen van uitstroom.

  7. Meer achtergrond en cijfers bij de basisindicatoren over werknemersdynamiek.

    Heylen, V., Vandekerckhove, S., Vets, P. & Struyven, L. (2013). Werknemers komen en gaan. Een analyse van de heterogeniteit in de werknemersdynamiek in België voor de periode 2006-2011. DynaM Working Paper 2013/1, Leuven: HIVA-KU Leuven.

    Goesaert, T., Vets, P. & Struyven, L. (2016). Decompositie van de regionale tewerkstellingsdynamiek. Methodologische nota in het kader van Dynam review 3.

Dynam-Reg

  1. Wat houdt Dynam-Reg in?

    Binnen Dynam-Reg wordt de regionale arbeidsmarktdynamiek toegelicht. Hier wordt niet gekeken naar de jobcreatie en –destructie op het niveau van de onderneming, wel naar de toe-of afname van het aantal arbeidsplaatsen in elk gewest –berekend voor elke onderneming- en naar de onderliggende stromen van werknemers.

  2. Hoe wordt de regionale toename en afname van de tewerkstelling berekend?

    De tewerkstelling van de werkgevers wordt in de regionale tewerkstellingsanalyse per gewest uitgesplitst. Indien de tewerkstelling van een werkgever in gewest A groter is op het einde van de referentieperiode dan aan het begin van de referentieperiode, en in gewest B kleiner, dan is er een regionale toename in gewest A en een regionale afname in gewest B.

    Voor werkgevers die in de referentieperiode (tussen 30 juni jaar t-1 en 30 juni jaar t) enkel tewerkstelling hadden in 1 gewest, komt dit neer op het bepalen van de jobcreatie of jobdestructie. Voor werkgevers met tewerkstelling in meerdere gewesten, is de jobcreatie of jobdestructie het netto-resultaat van de toenames/afnames in de verschillende gewesten. Het verschil tussen regionale toename en afname geeft de netto-evolutie van de regionale tewerkstelling.

  3. Hoe wordt de regionale werknemersdynamiek gemeten?

    In Dynam wordt naar de meest basale stromen op de arbeidsmarkt verwezen als instroom en uitstroom. Het gaat hier dan telkens om de instroom in en de uitstroom uit een RSZ-plichtige onderneming. Net als bij de werkgelegenheidsdynamiek wordt de werknemersdynamiek gemeten op ondernemingsniveau door het personeel op twee tijdstippen met elkaar te vergelijken. Deze in en uitstroom wordt bij de regionale werknemersdynamiek gerapporteerd naar de lokale tewerkstellingsplaats van de werknemer.

    De nettoaangroei of -krimp in een gewest bestaat niet alleen uit het verschil tussen de in- en uitstroom van werknemers voor dat gewest, maar ook uit de verschuiving van werknemers binnen een onderneming, over de gewestgrenzen heen. Deze interne verschuiving wordt berekend als:

    • interne verschuiving = netto-evolutie regionale tewerkstelling - saldo regionale instroom/uitstroom

    We maken hierbij het onderscheid tussen verschuivingen naar een gewest (inkomend) versus verschuivingen uit een gewest (uitgaand). Het resultaat van inkomende en uitgaande verschuivingen voor een gewest geeft de netto interne verschuiving voor het gewest.

  4. Hoe worden de regionale ratio's en graden berekend?

    Om het niveau van de dynamische cijfers (toename/afname/instroom/uitstroom) binnen een gewest, sector,.. te kunnen interpreteren, moeten we deze vergelijken met de totalen van de tewerkstelling binnen het gewest, de sector,… Hiervoor nemen we de gemiddeldes van het aantal arbeidsplaatsen per gewest, sector,… in het begin en op het eind van elke periode. Het zijn ook deze gemiddeldes die in de noemer voorkomen voor de berekening van percentages.