De sectorale mix van tijdelijke werkloosheid tijdens de tweede golf

Dynam Corona Flash 7 | januari 2021

Tijdelijke werkloosheid wegens corona-overmacht is onze Belgische variant van job retention, waarvoor in de meeste Europese landen speciale maatregelen zijn getroffen. Toegankelijk, royaal en snel: zo slaagde ons land erin om deze maatregel voor werkgevers in de profit en non-profitsector op de rails te brengen met ingang van 1 maart 2020. Sindsdien bleef de maatregel ongewijzigd, op de maand september na, en als reactie op de gunstiger evoluerende pandemie. 

In de zomermaanden kende het gebruik van tijdelijke werkloosheid een zomers intermezzo, met dalende cijfers (zie Corona Flash 6). Ook in september bleef het aantal tijdelijk werklozen in ons land verder dalen. Maar door de nieuwe ‘zachte lockdown’, die vanaf 2 november in voege ging, kon een stijging in november niet uitblijven. Met deze nieuwe Dynam Corona Flash brengen we een consistent, quasi volledig en accuraat cijferbeeld (zie onderaan deze flash voor een overzichtstabel van de cijfers van maart tot november).

In oktober steeg de inzet van tijdelijke werkloosheid naar 350 920 (in aantal jobs, komende van 239 893 in september), onder andere door de horeca die halverwege de maand verplicht werd gesloten. In november liep het aantal op tot 386 230. Dit is een toename van 61% in vergelijking met het voorlopig laagste punt in september. Maar, de cijfers tonen dat deze toename niet in elke sector, en niet in even grote mate, zichtbaar is. 

De tweede golf houdt minder mensen thuis van het werk

De stijging van het gebruik van tijdelijke werkloosheid in november is weinig homogeen verdeeld over de Belgische arbeidsmarkt. Zoals altijd is het daarom van belang ook dieper te graven, naar het niveau van hoofdsectoren en subsectoren. Tabel 1 geeft de evolutie weer van het aandeel tijdelijk werklozen in elk van de 15 hoofdsectoren, van het begin van de crisis in maart tot november. We hanteren vier kleuren, in oplopende volgorde: gunstig (groen), eerder gunstig (blauw), eerder ongunstig (geel) en ongunstig (rood). Zo maken de sectoren in het groen gemiddeld gebruik van tijdelijke werkloosheid voor minder dan 5% van het aanwezige loontrekkende personeel. De sectoren in het rood maken er veel gebruik van, voor meer dan één op vijf van alle loontrekkenden in de sector.

Tabel Hoofdsectoren

In het begin van de crisis kleurden vele sectoren rood. De harde lockdown tijdens de eerste golf hield vele mensen thuis van het werk, en ook telewerk bood geen oplossing. Na een drietal maanden kwam er een gunstige beweging voor heel wat sectoren. Het zijn de sectoren die veranderen van rood naar blauw: vervoer/opslag (H), vastgoed (L) en vrije en wetenschappelijke beroepen (M). Uitermate gunstig (van rood naar groen) is de evolutie voor ICT (J). De tabel toont echter duidelijk dat de tweede coronagolf vanaf oktober/november roet in het eten komt gooien. Enkele sectoren evolueren vanaf oktober minder gunstig (van blauw naar geel of van groen naar blauw): retail (G), vastgoed (L) en overige diensten (RSTU, met o.m. evenementen). Er is in deze sectoren een duidelijk zichtbare toename van de inzet op tijdelijke werkloosheid.

De tweede golf houdt minder mensen weg van het werk. Maar van de 15 hoofdsectoren is er één sector die continu in het rood blijft: horeca. In november zit nog steeds bijna de helft van het horecapersoneel op tijdelijke werkloosheid. Ook al is dit een daling met zo’n 20%-punt in vergelijking met het hoogtepunt in april, dit aandeel blijft ontzettend hoog. Voor de laatste twee maanden is dit onmiskenbaar te wijten aan de verplichte sluiting van alle horecazaken, vanaf 8 oktober in het Brussels Gewest en vanaf 19 oktober in de rest van het land. Maar ook in de zomermaanden deden horecazaken voor gemiddeld één op vijf personeelsleden een beroep op het systeem. De horeca stond tijdens deze crisis dan ook zwaar onder druk: door de lockdown in de eerste golf, en nu in de tweede golf, bleven vele zaken gesloten. Bovendien gingen vroegtijdig jobs verloren doordat tijdelijke contracten en flexi-jobs niet werden vernieuwd.

Sectoren evolueren verschillend, en met verschillende snelheden

Een meer verfijnd inzicht in de evolutie verkrijgen we door scherp te stellen op de 63 subsectoren op de Belgische arbeidsmarkt. Figuur 1 toont dat de sectoren sinds maart zeer verschillend evolueren. Tussen maart en april kent bijna elke subsector een sterke toename in het gebruik van tijdelijke werkloosheid. Maar vanaf mei verschilt deze evolutie sterk. We zien een terugval in verschillende snelheden.

In de animatie vallen vooral de sectoren autoassemblage (nace 29), bouw (nace 41-43) en handel in motorvoertuigen (nace 45) op, als eerste dalers. We zien in mei een quasi-halvering van het gebruik van tijdelijke werkloosheid. Vanaf juni springen enkele andere sectoren in het hoog. Het zijn vooral de industriesectoren vervaardiging van textiel, kleding en leer (nace 13-15), metaalproductie (nace 24), samen met horeca (nace 55-56) en groot- en detailhandel (nace 46 en 47) die vanaf juni beduidend minder terugvallen op het systeem van tijdelijke werkloosheid. Zij tekenen tussen mei en juni de meest uitgesproken daling in het aandeel tijdelijk werklozen op. 

De daling in tijdelijke werkloosheid blijft niet duren. Sinds oktober valt opnieuw de horeca op, die als een pijl naar boven schiet. In november wordt deze stijging gevolgd door onder andere de handel in motorvoertuigen (nace 45) en de detailhandel (nace 47). Deze sectoren kennen tussen oktober en november een verdubbeling van hun personeel op tijdelijke werkloosheid. De tweede lockdown, met de sluiting van horeca en niet-essentiële winkels, doet het gebruik van tijdelijke werkloosheid weer opveren. Ook de evenementensector (nace 90-92) kent een drastische stijging. Andere sectoren, die niet direct impact ondervonden van de nieuwe lockdown, kennen in november een stagnatie. 

Naast de grotere horeca- en evenementensector blijven er ook nog andere, kleinere noodlijdende sectoren sterk gebruik maken van tijdelijke werkloosheid. Zo blijven de luchtvaart (nace 51), reisbureaus (nace 79) en overige transportindustrie (nace 30) gedurende de hele periode bovenaan hangen. Deze sectoren blijven tot in november voor meer dan 55% van het personeel een beroep doen op tijdelijke werkloosheid. 

Werkgevers zetten tijdelijke werkloosheid op een verschillende manier in 

Werknemers zijn meestal niet volledig weg van het werk. Het aantal personen op tijdelijke werkloosheid tijdens de maand is één indicator, een andere is het gemiddeld aantal dagen per maand. Figuur 2 brengt beide indicatoren samen in één beeld: het aandeel werknemers op tijdelijke werkloosheid, de paarse bollen, ten opzichte van het gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid, de gele staafjes. De figuur toont vier ijkpunten: april als hoogtepunt, september als laagtepunt, juni als eindmaand van de eerste golf, en november als eerste volledige maand van de tweede golf. Per maand zijn de 20 meest getroffen sectoren weergegeven. 

Aandeel Tw Bol Gem Dagen Tw Balk April Juni Sept Nov

Welke sectoren behoren tot de top 20 van meest getroffen sectoren op elk van de vier ijkmomenten? In april prijkt de autoassemblage (nace 29) bovenaan, gevolgd door de luchtvaart (nace 51), enkele kleinere industriesectoren (vervaardiging van textiel, kleding, leer (nace 13-15), overige transportindustrie (nace 30), meubelfabricatie (nace 31-32), houtindustrie (nace 16),…), de handel in motorvoertuigen (nace 45), de reisbureaus (nace 79) en de horeca (nace 55-56). De luchtvaart, samen met de horeca, de reisbureaus en enkele industriesectoren, blijven terugkeren in de top 20 van elke maand. De meeste van deze sectoren scoren opnieuw hoger in november, zowel qua aandeel tijdelijke werkloosheid als het gemiddeld aantal dagen per maand. Opvallend is dat de bouw sinds juni niet meer in de top 20 staat. Deze sector behoort tot de snelste dalers (zie figuur 1).

Een hoog aandeel per maand hoeft niet gepaard te gaan met een hoog gemiddeld aantal dagen per maand. Werkgevers zetten tijdelijke werkloosheid op een heel verschillende manier in. 

Ten eerste zien we sectoren waar tijdelijke werkloosheid wordt gespreid over een groot aantal werknemers (hoge paarse bol), maar voor een beperkter aantal dagen (lage gele balk). Typevoorbeelden zijn de typische crisissectoren in de industrie: vervaardiging van textiel, kleding en leer (nace 13-15), overige transportindustrie (nace 30) en metaalproductie (nace 24). Maar ook in de luchtvaart (nace 51) zien we sinds september een dergelijk beeld. Het personeel komt er vaak in beurtrol enkele dagen per week/maand werken.

Ten tweede zijn er ook sectoren die tijdelijke werkloosheid blijven inzetten voor een beperkter aantal werknemers, maar dit voor een groter aantal dagen per maand. Hier blijft de gele balk op een hoog niveau. We zien dit beeld vooral in de meer volatiele sectoren horeca (nace 55-56), sport en ontspanning (nace 93) en ook in de evenement- en amusementssector (nace 90-92). Bepaalde werknemers worden wellicht volledig op tijdelijke werkloosheid gezet, omdat de sluiting van de sector en de strengere maatregelen de heropstart van welbepaalde jobs (gelinkt aan horeca, grote evenementen, concerten …) nog niet toelaten.

Methodologische noot

Voor de volledigheid voegen we hieronder de basistabel toe, met de kerncijfers over tijdelijke werkloosheid, van maart tot november. Daaronder geven we meer info bij de gebruikte databestanden.

Tabel B1 Kerncijfers
Tabel B2 Kerncijfers Relatief

De door ons gebruikte data zijn afkomstig van de gekoppelde dataset van RVA, RSZ en KSZ van de populatie werknemers in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Omwille van de benodigde koppeling zijn de data voor de meest recente maand pas een maand later beschikbaar. In voorgaande maanden was er telkens een afwijking 10-15%. Ook voor de maand november verwachten we een dergelijke partiële stijging.

Over tijdelijke werkloosheid zijn er verschillende cijfers in omloop. Hier gebruiken we het gekoppelde bestand, dat refertemaanden betreft: de maand waarin de periode van tijdelijke werkloosheid viel die recht geeft op de betaling, in verschillende personen. Andere tellingen zijn gebaseerd op indieningsmaanden (betalingen), waarbij voor een zelfde persoon meerdere betalingen kunnen worden geteld omdat binnen een zelfde indieningsmaand betalingen voor verschillende refertemaanden worden verricht. De refertemaand benadert dus beter de reële situatie. De cijfers over de populatie loontrekkenden tot slot (in de noemer van het aandeel tijdelijke werklozen) hebben van maart tot juni betrekking op kwartaal twee, van juli tot november is dit kwartaal drie.

Tabel Nace

Contact

  • Professor Ludo Struyven, Tine Vandekerkhove, dr. Tim Goesaert, Onderzoeksgroep Onderwijs en Arbeidsmarkt (HIVA - KU Leuven)
  • e-mail: ludo.struyven@kuleuven.be 
  • tel: 016 32 33 41, gsm: 0485 16 08 86

Meer nieuwe cijfers, trends en duiding op www.dynamstat.be

Met dank aan RSZ, RVA, Aviato, KSZ, BISA, Departement WSE, IWEPS en de VIONA-Leerstoel Arbeidsmarktdynamiek