Onder de waterspiegel van werk en werkloosheid

Dynam Corona Flash 8 | april 2021

De Covid-19 crisis raast ruim een jaar over ons land. De schok op de arbeidsmarkt werd, zeker in het voorjaar 2020, nagenoeg volledig geabsorbeerd door het stelsel van de tijdelijke werkloosheid wegens corona-overmacht. Met dit toegankelijk en eenvoudig systeem slaagde de overheid erin het verlies in arbeidsvolume en inkomen grotendeels op te vangen. En of het nu gaat om de tewerkstelling of de werkloosheid, dankzij tijdelijke werkloosheid vertaalt de crisis zich op het eerste gezicht niet in een schoksgewijze evolutie. Toch vertellen deze netto-cijfers niet het volledige verhaal. Vergelijk het met een meer: de waterspiegel lijkt nauwelijks te bewegen, maar onder het wateroppervlak doen zich wel degelijk grote stromen voor, in en uit werk en in en uit werkloosheid. Het zijn die bewegingen die we in deze corona flash belichten: vertrekkend van de netto-evolutie, inzoomend op de bruto-componenten. 

Tijdelijke werkloosheid verbergt een krimp in de tewerkstelling

Minder werk, voor bijna evenveel werknemers als voor de crisis. Dat is de lezing van het succes van tijdelijke werkloosheid. Het leidt tot een grote krimp van het aantal gewerkte uren. Tabel 1 geeft de evolutie weer van de totale tewerkstelling op de Belgische arbeidsmarkt (in arbeidsplaatsen) en het gewerkte arbeidsvolume (in voltijdse equivalenten) voor en tijdens de crisis, gebaseerd op de RSZ-bron. In vergelijking met 2019 is het aantal jobs in het crisisjaar 2020 amper gedaald, met 0,4%. Dat terwijl het aantal gewerkte uren (in VTE) een krimp laat optekenen van (afgerond) 14%. De kloof tussen beide indicatoren wordt geabsorbeerd door de vele tijdelijk werklozen die wel nog meegeteld worden als werknemer, ook al hebben ze tijdelijk minder werk.

Tabel Tot En Vte Nl

Minder aanwervingen, terwijl de uitstroom uit werk quasi stabiel blijft

Het massale beroep op tijdelijke werkloosheid neemt niet weg dat bedrijven ook andere stappen zetten om het hoofd te bieden aan de crisis. Enerzijds door net wel het arbeidscontract met de werknemer stop te zetten, en het bestaande personeel al dan niet vrijwillig te laten uitstromen. Anderzijds door geen nieuwe contracten meer aan te gaan, waardoor het aantal aanwervingen terugloopt. Het is met behulp van de Dynam-dataset dat we deze bewegingen in en uit werk zichtbaar maken (figuur 1). 

Inuit Totaal En Leeftijf Nl

Figuur 1 toont in lichtblauw dat in het crisisjaar 2020 het aantal aanwervingen door ondernemingen sterk is teruggevallen, met 10,2% of 77 000 aanwervingen. Dat terwijl het aantal exits in donkerblauw slechts licht gestegen is, met 1% of 7 000 exitbewegingen. Dit maakt dat voor het eerst sinds de periode 2012-2013 meer mensen uit dan in een onderneming stromen, zodat de tewerkstelling netto een krimp kent. In plaats van 52 000 jobs erbij (2018-2019), zijn er in het crisisjaar 32 000 jobs minder. In vergelijking met andere leeftijdsgroepen zijn het vooral de jongeren die minder aansluiting vinden op de arbeidsmarkt (-12,9%), dat terwijl vooral de ouderen (55+) een grotere uitstroom laten optekenen (+10,7%)[1].

Dalende aanwervingen gaan gepaard met minder uitstroom uit de werkloosheid

De volledige werkloosheid op de Belgische arbeidsmarkt nam in 2020 slechts gering toe, ondanks de diepe economische crisis. Uit cijfers van VDAB blijkt dat het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in Vlaanderen tussen 2019 en 2020 (jaarlijks gemiddelde) licht is gestegen met 5,8%, of 10 740 eenheden. De cijfers van VDAB laten toe de bruto-stromen in en uit werkloosheid in kaart te brengen. Figuur 2 linkt deze onderliggende bewegingen van werkzoekenden in en uit de werkloosheid (in groen) aan bewegingen in en uit de arbeidsmarkt (blauw).

Balken Evolutie Dynam En Werkloosheid Nl

Leeswijzer

De zwarte cijfers geven de veranderingspercentages weer in vergelijking met het jaar voor de crisis voor resp. loontrekkenden (links) en niet-werkende werkzoekenden (rechts). De licht gekleurde balken in de bovenste helft van de grafieken belichten de instroom-component. Hoe meer negatief, hoe minder aanwervingen in vergelijking met het jaar voordien (links). Hoe meer negatief, hoe minder instroom in de werkloosheid (rechts). De balken in de onderste helft geven de uitstroom-component. Hoe meer negatief, hoe minder uitstroom uit werk (links). Hoe meer negatief, hoe minder uitstroom van werkzoekenden uit werkloosheid (rechts).

Voor Vlaanderen blijft de groei van het aantal NWWZ beperkt tot 6%, van 184 852 in 2019 naar 195 592 in 2020. De stijging is voornamelijk te wijten aan een gedaalde uitstroom uit de werkloosheid (figuur 2 rechts). De uitstroom is in 2020 met 9,2% gedaald, dat terwijl ook de instroom in werkloosheid licht daalde (-3,3%). Zo komt de instroom (25 592) voor het eerst in zes jaar boven de uitstroom te liggen (24 627). Dat resulteert in een positieve netto-evolutie, weergegeven door de rode balk in figuur 2. Hoe deze paradoxale beweging, van een aangroei van de werkloosheid door een dalende uitstroom én een dalende instroom, te begrijpen? Denk aan de metafoor van een bad dat vol loopt. Ook al stroomt het water half zo hard, als de uitstroom van water uit het bad sterker vermindert, zal het bad nog steeds vollopen. De reden ligt vooral bij de uitstroom-component. Het is op dit moment niet zo dat er al veel personen werkloos zijn geworden door de Covid-19 crisis. Maar wie werkloos wordt of was, vindt minder vlot opnieuw de aansluiting tot de arbeidsmarkt.

De gegevens over de bruto-stromen in en uit werkloosheid liggen in lijn met de Dynam-cijfers over de bruto-stromen in en uit werk (figuur 2 links). Werkgevers zetten een rem op aanwervingen (-10%), waardoor ook werkzoekenden minder kans krijgen om een nieuwe job te vinden (-9%). Dat ook de instroom in de werkloosheid een mindere aangroei kent in vergelijking met 2019, zien we parallel in de uitstroom uit werk die weinig beweegt. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de sterke inzet op tijdelijke werkloosheid en het ingestelde moratorium op faillissementen. Beide maatregelen beschermen werknemers tegen ontslag. Wanneer deze verder worden afgebouwd, zal zich dat onmiskenbaar vertalen in een grotere instroom in de werkloosheid. 

Jongeren en laaggeschoolden, twee groepen die het klassiek moeilijker hebben tijdens een crisis

Welke groepen werkzoekenden worden het hardst getroffen door een daling van de uitstroom uit de werkloosheid? En welke groepen werknemers zijn in het crisisjaar net meer ingestroomd in de werkloosheid? Figuur 3 bekijkt deze bruto-stromen in en uit werkloosheid voor verschillende werknemersprofielen. 

Evolutie Inuit Werkloosheid Naar Wnkenmerken Nl

Leeswijzer

In het zwart staan de veranderingspercentages in vergelijking met het jaar voor de crisis. De lichtgroen balken geven de instroom in de werkloosheid. Hoe meer negatief de verandering, hoe minder mensen zijn ingestroomd in werkloosheid. Hoe meer positief, hoe meer personen werkloos zijn geworden. De donkergroene balken geven de uitstroom uit de werkloosheid. Hoe meer negatief, hoe minder NWWZ de mogelijkheid zagen om uit te stromen uit de werkloosheid. Hoe minder negatief, hoe meer mensen nog uitstroomden uit de werkloosheid. In grijs valt af te lezen hoe sterk de werkloosheid globaal is gestegen, per werknemersgroep. Deze aantallen zijn steeds positief, in elke groep is de werkloosheid gestegen.

De werkloosheid van jongeren stijgt met 5%. Toch worden ze minder werkloos en blijven ze minder lang werkloos in vergelijking met andere leeftijdsgroepen. De werkloosheid van ouderen stijgt met 3%. Ouderen worden gemiddeld meer werkloos, maar blijven gemiddeld niet langer werkloos in vergelijking met andere leeftijdsgroepen.

Terwijl vooral de jongeren (< 25 jaar) meer dan gemiddeld getroffen worden door bedrijven die hun aanwervingen terugschroeven, blijkt eenzelfde patroon niet uit de cijfers over de in- en uitstroom uit werkloosheid (figuur 3). De uitstroom uit werkloosheid (naar werk of een andere positie) is voor jongeren met ‘amper’ 6% afgenomen, terwijl dit gemiddeld een daling met 9% is (linkerfiguur). Jongeren blijven gemiddeld minder lang werkloos. Dat terwijl tegelijk jongeren ook minder werkloos worden. Volgens cijfers van VDAB dienen jongeren zich minder aan op de arbeidsmarkt. Zo hebben heel wat studenten die eind juni afgestudeerd zijn, zich niet massaal ingeschreven als werkzoekende. Een deel van hen is mogelijk een jaar gaan bijstuderen, een gevolg van de onzekere tewerkstellingsperspectieven. De grotere uitstroom van ouderen uit werk (of naar inactiviteit, pensioen), leidt als spiegelbeeld wel (deels) tot een verhoging van de instroom in de werkloosheid.

De werkloosheid van laaggeschoolden stijgt met 3%, die van hooggeschoolden met maar liefst 9%. Laaggeschoolden worden dan wel minder werkloos in vergelijking met hooggeschoolden, dit lijkt vooral een kortdurend effect, deels veroorzaakt door een sterke inzet op tijdelijke werkloosheid. Tegelijk blijven laaggeschoolden langer werkloos in vergelijking met hooggeschoolden. Ze vinden minder aansluiting op de arbeidsmarkt.

Uit de VDAB-cijfers die in de media verschenen bleek al dat de werkloosheid vooral stijgt bij hooggeschoolden (+9%), amper bij laaggeschoolden (+3%). Dat terwijl traditioneel gezien vooral laaggeschoolden het grootste slachtoffer worden van een economische crisis. De decompositie in bruto-stromen leert ons meer over de dynamiek van werkloosheid bij laag- en hoogopgeleiden. Het helpt ons verklaren waarom, in de eerste fase van de crisis, vooral de hooggeschoolde werkloosheid aangroeit.

De verklaring vinden we volledig in de bruto-instroom in de werkloosheid. Voor hooggeschoolden is deze licht gestegen (+1%), terwijl deze voor de laaggeschoolden veel sterker gedaald is (-7%). De gedaalde instroom van laaggeschoolden in de werkloosheid heeft meerdere redenen.  Een eerste reden ligt bij de wijze van telling van de zeer onregelmatige tewerkstelling (vnl. laaggeschoolden) binnen de NWWZ. De kortdurende tewerkstelling van een werkzoekende blijft volledig geteld als een periode van werkloosheid indien de arbeidskracht minder dan 10 dagen per maand werk heeft. Als een groot deel van deze erg kortdurende tewerkstelling wegvalt (bv. in de horeca), wordt dit door de gebruikte rekenwijze niet geteld als een instroom in de werkloosheid. Een tweede, en mogelijk nog relevantere verklaring, ligt in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Laaggeschoolden zijn vaker actief in sectoren als de horeca of de reissector, die verplicht werden gesloten. Hier werd en wordt tijdelijke werkloosheid nog steeds in grote aantallen ingezet. Werknemers worden dankzij het stelsel beschermd tegen ontslag. We verwachten dat de laaggeschoolden alsnog het grootste slachtoffer zullen worden van deze crisis, eens ook de steunmaatregelen als tijdelijke werkloosheid wegvallen.

Verder draait ook de evolutie van de uitstroom uit werkloosheid minder positief uit voor laaggeschoolden. Deze is voor laaggeschoolden sterk teruggevallen, met -11%. De hooggeschoolden zien we voor amper 5% minder uitstromen uit werkloosheid. Een mogelijke verklaring zien we in de terugval van de aanwervingen, het spiegelbeeld (deels). We zien deze terugval zeer sterk in sectoren als de horeca (-29%) en de administratieve en ondersteunende diensten (-17%)[2], waar in ‘normale’ tijden een groot aandeel laaggeschoolden wordt aangeworven. Dat terwijl in sectoren waar meer hooggeschoolden werk vinden,  denk aan de ICT (-7%),  Finance (-10%) of het onderwijs (0%), de aanwervingen veel geringer terugvallen.

Mechanismen van minder werk en meer werkloosheid

Deze corona flash legt de onderliggende stromen binnen de evolutie van de werkloosheid naast deze binnen de evolutie van de tewerkstelling. De netto-evolutie van de tewerkstelling en van de werkloosheid bleek al langer elkaars spiegelbeeld. Enkele opvallende bewegingen onder de waterspiegel van werk en werkloosheid werpen een licht op de mechanismen van minder werk en meer werkloosheid.

  • De terugval in aanwervingen heeft deels als spiegelbeeld dat werkzoekenden langer werkloos blijven, niet dat werkzoekenden meer werkloos worden. De tijdelijke werkloosheid vormt hier een belangrijke buffer.
  • Hoewel jongeren minder worden aangeworven, blijven ze niet langer werkloos in vergelijking met andere leeftijdsgroepen. Ze worden ook niet meer werkloos. Mogelijk beslissen ze langer van de arbeidsmarkt weg te blijven, wegens de onzekere tewerkstellingsperspectieven.
  • Vooral laaggeschoolden profiteren van de buffer van tijdelijke werkloosheid. De belangrijkste reden voor het feit dat laaggeschoolden (vooralsnog?) minder werkloos worden, leggen we bij het mechanisme van tijdelijke werkloosheid. Het stelsel biedt een buffer tegen ontslag in sectoren waarin veel laaggeschoolden zijn tewerk gesteld. Tegelijk vinden laaggeschoolden die werkloos zijn moeilijker de aansluiting op de arbeidsmarkt. De sectoren waarin de aanwervingen het sterkst terugvallen, kennen in ‘normale tijden’ dan ook een grote instroom van laaggeschoolde werkzoekenden.


[1] Deze uitstroom wordt voornamelijk gedreven door de grote uitstroom van 60+’ers met een flexi-contract. Zie Goesaert, T., Vandekerkhove, T., Vets, P., Struyven, L. (2020). Arbeidsmarktdynamiek tijdens de eerste coronagolf. Dynam-Reg Release 2020 https://www.dynamstat.be/nl/pu...

[2] Zie Goesaert, T., Vandekerkhove, T., Struyven, L. (2019). Transities op de arbeidsmarkt en dynamiek van loopbanen. Rapport in het kader van de VIONA-Leerstoel Dynamiek van de arbeidsmarkt

Methodologische noot

De Dynam-data over bewegingen in en uit werk, hebben betrekking op de volledige Belgische arbeidsmarkt. De gegevensbestanden op 30 juni van het jaar 2019 (of 2018 voor de pre-crisisperiode) worden hiervoor vergeleken met de gegevens op 30 juni van het jaar 2020 (of 2019). De VDAB data over bewegingen in en uit werkloosheid, hebben enkel betrekking op de Vlaamse arbeidsmarkt. De gegevens behandelen de gemiddelde jaarcijfers voor respectievelijk 2019 en 2020.

De verschillen in de bronbestanden stellen deels hun grenzen aan de gemaakte vergelijkingen. Bovendien worden beide bestanden ook voor een deel geaffecteerd door de geldende regels: wanneer stroomt iemand in (werk of werkloosheid), wanneer stroomt iemand uit (werk of werkloosheid). Die regels maken de tellingen niet helemaal waterdicht, waardoor een kleine subgroep mogelijk in beide bestanden wordt geteld. 


Contact

  • Professor Ludo Struyven, Tine Vandekerkhove, dr. Tim Goesaert, Onderzoeksgroep Onderwijs en Arbeidsmarkt (HIVA - KU Leuven)
  • e-mail: ludo.struyven@kuleuven.be 
  • tel: 016 32 33 41, gsm: 0485 16 08 86

Meer nieuwe cijfers, trends en duiding op www.dynamstat.be

Met dank aan RSZ, RVA, Aviato, KSZ, BISA, Departement WSE, IWEPS en de VIONA-Leerstoel Arbeidsmarktdynamiek