Tijdelijke werkloosheid één jaar later

Dynam Corona Flash 9 | mei 2021

Het coronavirus raast al goed een jaar over ons land. En hoewel bedoeld als tijdelijke steunmaatregel gaat ook de tijdelijke werkloosheid vanwege corona-overmacht al een jaar lang ongewijzigd mee, met uitzondering van de maand september 2020. Ondanks het grote beroep op tijdelijke werkloosheid, kent de inzet van het stelstel van april 2020 tot februari 2021 een grote neerwaartse evolutie, voor de meeste sectoren althans. Met deze nieuwe Dynam Corona Flash brengen we een consistent en volledig overzicht van de sectorale dynamiek van tijdelijke werkloosheid gedurende de eerste twaalf maanden van de pandemie.

De evolutie van het aantal tijdelijk werklozen, zoals in tabel 1 weergegeven, volgt duidelijk de opeenvolgende versoepelingen uit de lockdown. De eerste lockdown in april 2020 zorgde voor een ongeziene piek; maar liefst 28% van de loontrekkende bevolking viel voor minstens één dag onder het stelsel. Vanaf mei 2020 konden enkele essentiële sectoren opnieuw de deuren openen, en vertoont de inzet van tijdelijke werkloosheid een grote neerwaartse dynamiek, tot in de zomermaanden. De tweede lockdown vanaf november 2020 doet het gebruik ervan weer oplaaien. De horeca ging dicht, niet-essentiële winkels moesten opnieuw de deuren sluiten en telewerk werd wederom de norm. De situatie sinds eind 2020 verbeterde enigszins - kapperszaken en ook dieren- en vakantieparken konden terug open. Toch houdt de derde golf van het virus de inzet van tijdelijke werkloosheid op een hoog plateau. Ook het gemiddeld aantal dagen dat een tijdelijk werkloze thuis zit van het werk blijft sinds november vorig jaar hangen rond de 10 dagen.

Tabel 1 Nl

Het piek- en dalmoment van tijdelijke werkloosheid in de hoofdsectoren

Eén jaar na de uitbraak van de pandemie en met nog steeds verstrengde maatregelen, blijft het beroep op tijdelijke werkloosheid relatief hoog. Toch betekent het peil van februari 2021 voor de meeste sectoren een duidelijke daling in vergelijking met de piekmaand april 2020. In figuur 1 vergelijken we het aandeel tijdelijk werklozen in elke hoofdsector van de Belgische arbeidsmarkt met de totale loontrekkende tewerkstelling in de sector. We doen dit op drie momenten voor elke sector afzonderlijk: het piekmoment van tijdelijke werkloosheid, waar de take-up het hoogst ligt, het dalmoment met de minste inzet van het stelstel en tot slot de take-up één jaar later, in de maand februari.

Aandeel Tw Per Hoofdsector Piek Dal Feb

Een blik op de dal- en piekmaand per sector levert twee belangrijke inzichten op. Ten eerste is het piekmoment van tijdelijke werkloosheid zonder uitzondering, voor alle 15 hoofdsectoren, in april 2020 gevestigd. Elke sector kende in die eerste volledige maand lockdown de grootste inzet op tijdelijke werkloosheid, met uitschieters in de horeca en bouw van meer dan 60 %. De dalmaand (links in donkere kleur) betreft ook voor alle sectoren de maand september 2020. De sanitaire maatregelen werden versoepeld, meer en meer sectoren mochten opnieuw de deuren openen, terwijl de regelgeving over het gebruik van tijdelijke werkloosheid strenger werd. De figuur laat duidelijk zien dat de maand februari 2021 (midden, in lichte kleur) in vergelijking met de andere maanden tot de middenmoot behoort: het beroep op tijdelijke werkloosheid piekt niet, maar het aantal werknemers onder het stelsel is evenmin laag. Van september tot februari 2021 kenden de meeste sectoren opnieuw een verhoogde inzet op tijdelijke werkloosheid.

Hoewel de sectoren van de horeca en bouw over alle maanden heen de hoogste piek laten optekenen (in april), is vooral de inzet op tijdelijke werkloosheid in de bouw sterk teruggevallen, tot 13 % van de loontrekkende bevolking in februari 2021. In vergelijking met een gemiddelde over alle sectoren van 8,8 % blijft dit nog relatief hoog, al blijft het aantal dagen tijdelijke werkloosheid hier wel ondergemiddeld. Een andere sector die in februari opvalt, is de sector van de overige diensten RSTU, met onder andere de evenementensector (26 %), sport en ontspanning (37 %) en de overige persoonlijke diensten (53 %) als veelgebruikers van tijdelijke werkloosheid. Tijdens de piek in april 2020 zat 36 % van het personeel in deze hoofdsector op tijdelijke werkloosheid, in februari 2021 is dat nog altijd 23 %. Na de horeca blijft deze sector de tweede zwaarst getroffen hoofdsector in termen van het aandeel tijdelijk werklozen in februari 2021.

De dynamiek van tijdelijke werkloosheid binnen de 10 zwaarst getroffen sectoren

Het algemene patroon van de take-up van tijdelijke werkloosheid volgt een U-vormig patroon. De zwarte stippellijn onderaan in figuur 2 laat zien dat, voor de volledige Belgische arbeidsmarkt, de tijdelijke werkloosheid piekt in april 2020, dan een daling inzet naar september 2020, en richting november 2020 opnieuw piekt, zij het op een lager niveau. Het is een beeld dat we ook in bijna elke hoofdsector terugzien. Maar de bewegingen zijn veel meer uitgesproken voor de 10 meest getroffen subsectoren. 

De twee lijnen bovenaan in figuur 2 tonen de twee subsectoren die gedurende de hele crisisperiode, van maart 2020 tot februari 2021, een blijvend hoog beroep hebben gedaan op tijdelijke werkloosheid. Het betreft de luchtvaart (nace 51) en de reisbureaus (nace 79). Gedurende het volledige jaar zat in deze sectoren meer dan de helft van het personeel op tijdelijke werkloosheid. Tegelijk zien we dat over de gehele observatieperiode het percentage in deze twee sectoren vrijwel stabiel is gebleven, met een licht dalende tendens. Dat terwijl de andere sectoren in de top 10 (op basis van februari 2021) na september 2020 opnieuw een sterke stijging laten optekenen. Vooral de sport, ontspanning en recreatiesector (nace 93), de overige persoonlijke diensten (nace 96) en de horeca (nace 55-56) stijgen opvallend sterk sinds oktober 2020, met zo’n 30 procentpunt in vergelijking met het niveau in september. De sector van de overige transportindustrie (nace 30), die net uit de top 10 valt, vormt een belangrijke uitzondering op dit patroon.  Van maart 2020 tot januari 2021 zat telkens meer dan de helft van het personeel in deze sector op tijdelijke werkloosheid, in februari 2021 is dit aandeel sterk gedaald, tot 19,5 %.

Daarnaast zijn er twee subsectoren die in april 2020 erg hoog zijn gestart, en meteen heel snel dalen. Het betreft de autoassemblage (nace 29) en de vervaardiging van textiel, kleding en leer (nace 13-15). In april 2020 zat respectievelijk 83,9 % en 76,9 % van het personeel in deze sectoren minstens één dag op tijdelijke werkloosheid. In februari 2021 eindigen deze sectoren onderaan de top 10. Merk op dat het aandeel tijdelijke werkloosheid vooral in de autoassemblage opnieuw sterk is gestegen sinds eind vorig jaar. In december 2020 zat hier nog 16,1% van het personeel op tijdelijke werkloosheid, in februari 2021 is dat aandeel meer dan verdubbeld, tot maar liefst 40,6 %. Niet enkel in ons land, maar ook internationaal heeft deze sector sterk te lijden onder haperingen in de (inter)nationale logistieke keten (o.a. ook de chipproductie), naast het lage consumentenvertrouwen, en de dreigende economische crisis. De Dynam-cijfers laten bovendien zien dat deze sector tijdens de crisis de sterkst gedaalde instroom van alle subsectoren op de arbeidsmarkt kent, terwijl tegelijk het aantal werknemers dat uitstroomt steeg.

Zoals we aantoonden in de Dynam-Reg Release 2020 sluiten tijdelijke werkloosheid en in- en uitstroombewegingen van werknemers elkaar geenszins uit. Ook ruim één jaar na de uitbraak van de corona-pandemie blijkt het systeem van tijdelijke werkloosheid vanwege corona-overmacht nog steeds de beste graadmeter voor hoe het er op de arbeidsmarkt aan toe gaat.

Methodologische noot

De door ons gebruikte data zijn afkomstig van de gekoppelde dataset van RVA, RSZ en KSZ van de populatie werknemers in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Omwille van de benodigde koppeling zijn de data voor de meest recente maand pas een maand later beschikbaar in een voorlopige versie. In de voorgaande maanden bedroeg het verschil tussen de voorlopige en de definitieve versie rond de 10-15%. Wij verwachten ook een soortgelijke opwaartse bijstelling voor de meest recente beschikbare gegevens voor maart 2021. De voor februari 2021 gebruikte gegevens zijn slechts licht onderschat met ongeveer 3-4%.

Over tijdelijke werkloosheid zijn er verschillende cijfers in omloop. Hier gebruiken we het gekoppelde bestand, dat refertemaanden betreft: de maand waarin de periode van tijdelijke werkloosheid viel die recht geeft op de betaling, in verschillende personen. Andere tellingen zijn gebaseerd op indieningsmaanden (betalingen), waarbij voor een zelfde persoon meerdere betalingen kunnen worden geteld omdat binnen een zelfde indieningsmaand betalingen voor verschillende refertemaanden worden verricht. De refertemaand benadert dus beter de reële situatie. De cijfers over de populatie loontrekkenden (in de noemer van het aandeel tijdelijk werklozen) hebben betrekking op het tweede kwartaal 2020 voor de refertemaanden maart tot juni 2020. Voor juli 2020 tot september 2020 is dit het derde kwartaal 2020, voor oktober 2020 tot maart 2021 is dit het vierde kwartaal 2020.

Contact

  • Professor Ludo Struyven, Tine Vandekerkhove, dr. Tim Goesaert, Onderzoeksgroep Onderwijs en Arbeidsmarkt (HIVA - KU Leuven)
  • e-mail: ludo.struyven@kuleuven.be 
  • tel: 016 32 33 41, gsm: 0485 16 08 86