Zomers intermezzo in de tijdelijke werkloosheid
Het aantal personen neemt verder af, maar blijft hangen op eenzelfde gemiddeld aantal dagen per persoon per maand
Dynam Corona Flash 6 | oktober 2020
Het coronavirus hield ook op de maanden juli en augustus zijn grip. Op basis van de meest recente cijfers tellen we voor juli nog 357 242 personen op tijdelijke werkloosheid, in augustus (zo goed als volledig) daalde dit verder tot 263 540 (tabel 1). In vergelijking met de piekmaand in april zet de daling zich voort in de beide zomermaanden (respectievelijk – 69% en -77%). Toch blíjven de aantallen tijdelijk werklozen historisch hoog. In verhouding tot het aantal loontrekkenden op de Belgische arbeidsmarkt doet in juli nog steeds 8,8% voor minstens één dag een beroep op tijdelijke werkloosheid. In augustus is dit 6,5%. Ook een half jaar na het uitbreken van de pandemie wordt onafgebroken meer ingezet op tijdelijke werkloosheid dan gemiddeld tijdens de financiële crisis van 2008-2009 (5,6% van alle loontrekkenden).
In de overgang van mei naar juni daalde het aantal tijdelijk werklozen met 39% (tabel 1). Dit is de hoogste maandelijkse daling tijdens de eerste zes maanden van de pandemie. In augustus zien we een daling van 26% in vergelijking met de maand voordien. Deze daling zal, eens de voorlopige cijfers voor augustus worden aangevuld, eerder beperkt zijn, vermoedelijk rond de 10 en 15%.
De daling in het aantal personen wordt niet volledig weerspiegeld in de daling van het aantal dagen. Na het hoogtepunt van de crisis in april, halveert het aantal dagen tijdelijke werkloosheid maand na maand, van 10 miljoen in mei, tot 5,2 miljoen in juni en 2,8 miljoen in juli. Vanaf augustus is de daling in het aantal dagen echter opvallend minder groot - het daalde ‘amper’ met een vijfde. Ondanks de daling in het aantal personen, blijft het gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid per persoon hangen rond de 8. Met andere woorden: er komen minder personen op tijdelijke werkloosheid, maar tegelijk zijn deze blijvende tijdelijk werklozen eenzelfde aantal dagen inactief.
Tijdelijke werkloosheid concentreert zich meer en meer in een beperkt aantal sectoren
Het gebruik van tijdelijke werkloosheid blijft zich, net als in april, concentreren in enkele sectoren. In augustus is 13% van het totale aantal tijdelijk werklozen actief in de beveiliging, reiniging en ondersteunende activiteiten, 11% in de horeca en 7% in de bouw. De tien subsectoren die tijdelijke werkloosheid het vaakst inzetten, staan nog steeds in voor zes op tien van alle gebruikers (in april was dit 6,5 op 10 van alle gebruikers[1]). In de absolute cijfers over het aantal tijdelijk werklozen wegen de grotere sectoren immers sterk door, ook al is het gebruik van tijdelijke werkloosheid hier sterk gedaald in vergelijking met april. Dat betekent bovendien niet dat er geen kleinere sectoren zijn die tot de zwaarst getroffen sectoren behoren. Deze worden pas zichtbaar en vergelijkbaar gemaakt door te controleren voor de grootte van de sector, zoals in figuur 1 is weergegeven voor alle 63 subsectoren in de Belgische economie (figuur 1).
Welke sectoren kennen ook na zes maanden crisis nog geen heropleving? Daarvoor kijken we naar het linkeruiteinde in rechterfiguur 1. Er zijn in augustus nog amper 3 sectoren die voor meer dan 50% van het personeel een beroep doen op tijdelijke werkloosheid (in juni waren het er 5). De paarse bol ligt er boven de 50% weergegeven op de linkerschaal. Deze concentratie van tijdelijke werkloosheid zien we in de luchtvaart (nace 51), de reisbureaus (nace 79) en de vervaardiging van andere transportmiddelen (bv. scheepsbouw, luchtvaartuigen; nace 30). Het zijn sectoren die het blijvend moeilijk hebben. De sector van de vervaardiging van de metalen (nace 24) belandt op plaats 4 wat betreft het aandeel tijdelijke werklozen. Al is het verschil met de top 3 duidelijk. In sector 24 belandt geen 50% maar ‘slechts’ 30% van het personeel op tijdelijke werkloosheid.
Hoe evolueert de concentratie van tijdelijke werkloosheid bij de relatieve top 10 van zwaarst getroffen sectoren? We zien er een combinatie van zowel ‘nieuwe’ coronasectoren (nieuw in de wereld van tijdelijke werkloosheid) als ‘klassieke’ crisissectoren (die vertrouwd zijn met het systeem van economische werkloosheid in vroegere crisisperiodes). De nieuwe coronasectoren waarin tijdelijke werkloosheid zich blijft concentreren, zijn onder andere de eerder genoemde luchtvaart (nace 51) en reisbureaus (nace 79), maar ook de horeca (nace 55-56) en het reclamewezen en marktonderzoek (nace 73). Al merken we wel op dat het gebruik van tijdelijke werkloosheid in deze laatste twee sectoren een sterke daling kent ten opzichte van april. De relatieve top 10 wordt verder aangevuld met enkele ‘klassieke’ industriesectoren zoals de metaalproductie (nace 24), de vervaardiging van textiel, kleding en leer (nace 13-15) en de autoassemblage (nace 29). Hierbij valt op dat de volgorde in vergelijking met april is veranderd. In april stonden voornamelijk de ‘klassieke’ crisissectoren bovenaan. In augustus zien we dat het relatieve gebruik van tijdelijke werkloosheid meer geconcentreerd is bij de ‘nieuwe’ coronasectoren. Al blijven ook de klassieke crisissectoren er sterk gebruik van maken.
De algemene trend is er één van minder personen die tijdelijk werkloos zijn voor gemiddeld eenzelfde aantal dagen per persoon. Daarbij tekenen zich twee sectorale patronen af die we ook al in juni zagen. Ten eerste zijn er de sectoren waar het stelsel van tijdelijke werkloosheid evolueert naar een systeem van tijdelijke werktijdverkorting. In figuur 1 worden ze weergegeven door de sectoren waarvan de paarse bol boven de gele staaf blijft of dicht bij het uiteinde van de gele staaf komt te liggen. Deze branches blijven met andere woorden voor een groter aantal werknemers een beroep doen op tijdelijke werkloosheid, maar voor een beperkter aantal dagen per persoon (exclusief de drie sectoren links, waar een groot aantal werknemers nog steeds gepaard gaat met een gemiddeld groot aantal dagen). Net als in juni zijn het voornamelijk de industriesectoren die een evolutie kennen naar een systeem van tijdelijke werkverkorting. Bovendien is zowel het aantal personen als het aantal dagen tijdelijke werkloosheid in heel wat van deze sectoren afgenomen. Het tweede patroon is dat van een kleiner aantal werknemers in combinatie met een groter gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid per persoon per maand (de hoogste gele staven). Dat zijn de eerder dynamische sectoren zoals horeca (nace 55-56), verhuur en lease (nace 77) en overige wetenschappelijke en technische activiteiten (nace 74-75). Het gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid neemt niet of nauwelijks af in vergelijking met juni, terwijl het aandeel personen beduidend afneemt.
Tijdelijke werkloosheid convergeert tussen de drie gewesten
Zijn er verschillen in de omvang van tijdelijke werkloosheid tussen de gewesten? In absolute cijfers spant het Vlaamse Gewest de kroon: 61% van het aantal tijdelijk werklozen is in dienst bij bedrijven of bedrijfsvestigingen in Vlaanderen. Ter vergelijking: in het Vlaamse Gewest zijn 58% van de loontrekkenden actief (Dynamcijfers voor 2018). Ook in relatieve cijfers, na controle voor de totale tewerkstelling, blijkt het Vlaamse Gewest koploper inzake tijdelijke werkloosheid (figuur 2).
In april was niet minder dan 31% van de in het Vlaamse Gewest tewerkgestelde loontrekkenden tijdelijk werkloos (linkerfiguur 2). In het Waalse Gewest (28%) en vooral in het Brusselse Gewest (20%) lag dit aandeel lager. Gemiddeld bedroeg het aandeel voor de Belgische arbeidsmarkt 28%. Vlaanderen werd op het hoogtepunt van de crisis dus het zwaarst getroffen. Dat komt deels door de sectorale samenstelling. Een groter aandeel werknemers zijn er actief in de initieel zwaar getroffen bouw- en industriesectoren. Die sectoren zijn quasi afwezig in de totale tewerkstelling in het Brusselse Gewest; daar zijn de ‘nieuwe’ coronasectoren meer dan gemiddeld actief, met in absolute volgorde de sectoren horeca, beveiliging en onderhoud, gevolgd door detailhandel en rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening. In het Waalse Gewest tot slot zien we eerder de combinatie van klassieke crisissectoren en nieuwe coronasectoren, wat resulteert in een gemiddeld aandeel tijdelijk werklozen. De daling tot augustus is het sterkst in het Vlaamse Gewest. In augustus zijn de verschillen tussen de gewesten zo goed als ongedaan gemaakt, ondanks de verschillen in het economisch weefsel. De drie gewesten convergeren naar eenzelfde punt in augustus: 6,9% in het Vlaamse Gewest, 6,5% in het Brusselse Gewest en 5,9% in het Waalse Gewest.
De rechterfiguur 2 projecteert het gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid per persoon Het contrast met de indicator van het aandeel tijdelijk werkloze personen in de linkerfiguur is opmerkelijk. Vooreerst keert de volgorde om: niet het Vlaamse Gewest maar het Brusselse Gewest kent gedurende de hele periode het hoogste gemiddeld aantal dagen tijdelijke werkloosheid. In Brussel bij uitstek zijn dus minder personen tijdelijk werkloos, maar de personen die tijdelijk werkloos zijn, zijn dit gemiddeld voor een groter aantal dagen. Ook dit hangt deels samen met de sectorale samenstelling. We zien in Brussel een grotere tewerkstelling dan gemiddeld in de ‘nieuwe’ coronasectoren, waar het aantal dagen relatief hoog blijft (cf. figuur 1). Vervolgens zien we geen convergentie van de drie gewesten inzake het aantal dagen. Ook in augustus scoort Brussel met 10,8 dagen nog merkelijk hoger dan gemiddeld (8,5). Tenslotte noteren we voor het Vlaamse en Waalse Gewest een lichte stijging vanaf augustus. Een kleiner aandeel werknemers blijft op tijdelijke werkloosheid, maar voor een licht toenemend aantal dagen.
Het zomers intermezzo luidt alvast het einde in van de eerste versie van tijdelijke werkloosheid wegens corona-overmacht. Het stelsel wordt gecontinueerd, maar de voorwaarden worden licht verstrengd. Wellicht blijft tijdelijke werkloosheid een belangrijke graadmeter om de impact van de coronacrisis op de arbeidsmarkt te meten. Al wordt ook de volledige werkloosheid en de 'gewone' economische werkloosheid, die niet in de cijfers over de tijdelijke werkloosheid wegens corona-overmacht zit vervat, belangrijker naarmate de crisis blijft duren. Of hoe meerdere indicatoren meer zeggen dan één enkele indicator.
[1] Voor de absolute en relatieve top 10 in de piekmaand april, zie Hotspots van tijdelijke werkloosheid, hotspots van arbeidsmarktdynamiek? Dynam paper 2020/1
Methodologische noot
De door ons gebruikte data zijn afkomstig van de gekoppelde dataset van RVA, RSZ en KSZ van de populatie werknemers in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. De data zijn grotendeels volledig. Enkel voor de maand augustus kan het aantal nog stijgen met zo’n 10-15%. Omwille van de benodigde koppeling zijn de data voor de meest recente maand pas een maand later beschikbaar. Voorlopige, niet-gekoppelde RVA-cijfers voor augustus 2020 laten een verder dalende trend zien, tot 306 844 personen op tijdelijke werkloosheid (toestand op 9 september, op basis van het persbericht van toemalig minister van Werk Nathalie Muylle), of een daling met drie kwart ten opzichte van april (1 139 272 tijdelijk werklozen). Het partiële cijfer voor augustus zal wellicht nog stijgen.
Contact
- Professor Ludo Struyven, Tine Vandekerkhove, dr. Tim Goesaert, Onderzoeksgroep Onderwijs en Arbeidsmarkt (HIVA - KU Leuven)
- e-mail: ludo.struyven@kuleuven.be
- tel: 016 32 33 41, gsm: 0485 16 08 86
Meer nieuwe cijfers, trends en duiding op www.dynamstat.be
Met dank aan RSZ, RVA, Aviato, KSZ, BISA, Departement WSE, IWEPS en de VIONA-Leerstoel Arbeidsmarktdynamiek